Pagina's

zondag 22 oktober 2023

Miner

Vooreerst moet ik een mea culpa uitspreken. In 2011 schreef ik een stukje op mijn blog waarin ik mijn beginnende bewondering voor Wannes Cappelle aanvulde met een oproep die je ook als opbouwende kritiek kon beschouwen. Ik vroeg aan Wannes om niet langer Willem Vermandere te zijn. Bram Vermeulen, die moest zijn referentie worden. Niet in het Wevelgems, maar in het Nederlands.
Ik had het fout. Wannes is geen Willem meer, hij werd niet Bram, maar hij is Wannes. En wereldberoemd.
 
Wannes was gisteren weer eens te gast in zijn Wevelgem – in het cultuurcenturm op ca. 250 meter van zijn geboortehuis in de Hoogstraat. De straat die lang voor hij werd geboren het terrein was van de Wevelgemse botenkopers: mercantiele vlasverkopers die met hun witte schorte over de halfopen deur van hun pedeir leunden. De straat van Arrie.
 
Arrie is Henri Minne. De oervlasser van Wevelgem die destijds werd vereeuwigd in een beeld in het Vlasmuseum in Kortrijk. Die eeuwigheid haalde Henri echter niet, want het Vlasmuseum is verdwenen en Texture kwam in de plaats. Maar Henri leeft voor eeuwig en veel schoner verder in het lied van Wannes, die als zevenjarige jongen dagelijks bij de zeventigjarige Henri aanklopte en met hem gesprekken over het leven voerde. Menten voor den asem. 
Henri kruiste ook heel even mijn leven en ik gaf hem ook een heel klein stukje eeuwigheid.

Toen we in het begin van de jaren '90 net in een oud botenkopershuis waren komen wonen, op de kop van de Hoogstraat, klopte Henri bij ons aan. Of hij eens mocht binnenkomen? Hij maakte een praatje, wou weten wie we waren, wou vertellen wie hij was. Hij liet bewondering en verbazing achter toen hij weer vertrok. Hij kwam geen tweede keer meer langs, zijn asem was kort daarna helemaal op.
 
Vele jaren later schreef ik ‘De Oversteek’, een roman die begint bij de Wevelgemse vlassers langs de Leie. Het hoofdpersonage heet Aloïs. ‘De oversteek’ in het boek is die van de landverhuizers van het begin van de twintigste eeuw. De mythische grootoom uit mijn kindertijd claimde de naam van mijn hoofdpersonage. Nonklaalwis van Amerika. Maar de vlassersjongen  moest ook een familienaam hebben en ik twijfelde niet. Minne, naar de Wevelgemse oervlasser. Minne in Wevelgem, Miner in Amerika. Want Minne klinkt niet in het Engels net zoals keukenkast niet klinkt in het Antwerps.
 
In 2014 schreef ik op vraag van de culturele raad een toneeltekst over de eerste maanden van Wereldoorlog I in Wevelgem. Ik kreeg inzicht in het oorlogsdagboek van Felix Vervenne (kijk: die woonde ook in de Hoogstraat, vijftig meter van het huis waar Henri later kwam wonen). Maar er werd me ook een toneeltekst in de handen geduwd – ‘misschien kun je hier ook iets mee doen’. ‘Kerstnovelle van een vlasser’, stond er op de kaft van de gestencilde brochure. Die vlasser was Henri Minne en ik verwerkte zijn tekst in de eerste scène van de toneeltekst. Zijn kerstnovelle kreeg als titel ‘Kroonprins van Oostenrijk’. Het was niet makkelijk om in de wat statische tekst van Henri wat meer leven te krijgen, maar … ‘als ’t vlas gaat, alles gaat’.
 
De gevleugelde woorden brengen mij naar een derde stukje Henri. Vorig jaar herwerkte ik op vraag van heemkring Wibilinga een historische toneeltekst van uitvinder en vlastheoreticus Constant Vansteenkiste tot een speelbare historische evocatie. Ik moest ook die tekst nogal grondig updaten, al bleef de titel: ‘De sobere avonturen van een bale vlas’. Ik ga het niet hebben over het vlas. Ook niet over de familieband  van Constant Vansteenkiste en Henri Minne en dat ze zowat in elkaars huis zijn gaan wonen. Het is allemaal maar een grote omweg om mijn anachronistische zin uit de toneeltekst te kunnen citeren. Er is in de scène alweer een rumoerige discussie tussen de vlasverkopers aan de gang. De vlaswerkers, verkopers en voerders krijgen het met elkaar aan de stok en hekelen de wantoestanden en omkooppraktijken in de vlaskommerce in het begin van de twintigste eeuw. Het illustere hoofdpersonage Vlasmans maakt een einde aan het geruzie op straat. ‘Het is wreed om te zeggen, maar die jongen van Cappelles in de Hoogweg heeft gelijk: ‘Waarom doet de botenkoper kommerce in het vlas? Voor ’t geld, alleen maar voor stif veel geld!’
 
Geld en Arrie: Wannes zong beide nummers op het podium van cultuurcentrum Guldenberg. In ’t Wevelgems van de Hoogweg.