Pagina's

vrijdag 12 juli 2013

De toverdrank van Heinz Schönberger

Voor het eerst sinds vele jaren doet de Ronde van Frankrijk wat van haar verwacht wordt. De zon en de zomer dichterbij brengen. Als de renners geschroeid en geblakerd onder een stralende zon de Champs Elysées oprijden, is het ook voor mij tijd om de koffers te pakken. Richting Frankrijk.

We gingen jaren zonder auto op reis. De trein bracht ons naar verre oorden als Marrakech, Collioure, Albufeira of Székesfehérvár, het vliegtuig naar New York, de bus naar Toscane, de veerboot naar de Friese Waddeneilanden, de fiets naar de Kemmelberg. Nu is die auto er wél en kleuren we met schandelijk veel jaren vertraging de kaart van Frankrijk in. Na Bourgogne en de Alpen reizen we dit jaar naar Bretagne.
‘Het is er heel mooi, maar je moet wel een beetje geluk hebben met het weer,’ zegt iedereen me. Waarom moet ik dan altijd aan een open deur denken? Maar ik ga niet op reis voor het weer. Ongelooflijk hoeveel afwisseling de eigen tuin op weerkundig gebied heeft te bieden.

Ik ga naar Bretagne voor het landschap, de kliffen, de zee, de vissersdorpjes, de rotskust, het achterland. We verblijven nabij Paimpol, de uitvalsbasis van de IJslandsvaarders in de roman van Pierre Loti. Ik had een oud exemplaar van Pêcheur d’Islande in mijn bezit en gaf hem enkele maanden geleden cadeau aan Katrien Vervaele tijdens de voorstelling van het biografische cahier dat ik over haar had geschreven. Ik heb er ineens wat spijt van dat ik hem grootmoedig weggaf en Katrien had geluk dat ik toen nog niet wist dat ik naar Paimpol op reis zou gaan. Maar ze was erg blij met het boek, dat maakt alles goed.
Ik kom voor het eerst in Bretagne, maar toch wordt het een trip down to memory lane en zal ik er op verre jeugdvrienden en verdwijnende herinneringen botsen.

Zo ben ik er rotsvast van overtuigd Asterix en Obelix te ontmoeten. Er wordt in Bretagne onder dorpen en steden nog steeds geruzied over het eigendomsrecht van het bordje ‘Hier woonden Asterix en Obelix’. Volgens kenners situeert dat dorp zich meer in de richting van Normandië, maar daar geloof ik dus niets van. We gaan naar de Côtes d’ Armor. Het Gallische dorp dat moedig weerstand bleef bieden aan de overweldigers en het leven van de Romeinen in de omringende legerplaatsen bepaald niet gemakkelijk maakte, lag in Armorica. Kijk maar eens onder de loep op de eerste stripbladzijde…. Juist, het Gallische dorpje waar Asterix en Obelix leefden, heet nu Bréhec, de vissersplaats waar we voor onze vakantie een huis op het strand hebben gehuurd. 
Ik verheug me er al op om elke morgen, als ik te voet naar de dichtstbijzijnde bakker mijn verse croissants ga kopen, het olijke en stoere stripduo tegen te komen. Ik kan me haast niet voorstellen dat de laatste Romeinen er nu al zijn verdwenen, dus meet ik mezelf nogal wat kans toe om een straatrel tussen Obelix en het Romeinse leger te mogen aanschouwen. Al wordt het ook uitkijken voor rondvliegende Romeinen, terugkerende kanonballen, vluchtende everzwijnen, goedgemikte menhirs, het gezang van Assurancetoruix en de verfijnde visgeur van Kostunrix. 
Rare jongens, die Bretoenen. Al zijn ze dat niet. Bretonnen, moet je zeggen. Voor één keer heb ik het moeilijk om me aan de voorschriften van de Nederlandse taal te houden. Bretons klinkt al even erg als Jeroen in de Nederlandse variant van Jerom in de stripalbums van Suske en Wiske. Jerom en Obelix, de stoere helden van mijn jeugd. De hoop dat zij het ooit in een ultieme strijd tegen elkaar zouden opnemen (en wie er dan zou winnen), heb ik ondertussen opgegeven. Misschien, ooit…

Wie ik de komende week misschien ook wel tegen het lijf zal lopen, is Heinz Schönberger. De iconische middenvelder in het SK Beveren van Jean-Marie Pfaff, dat het einde jaren ’70 tot de halve finales van de Europabeker schopte. Schönberger was de rots in de branding en nam op zijn eentje moeiteloos de maat van de Europese topclubs. Schönberger en Pfaff tegen de rest zoals Asterix en Obelix tegen de Romeinen. Toen al was ik als jonge snaak de enige die doorhad waarom Heinz zo’n weelderige snor onder zijn neus droeg en aan wie (of wat) hij zijn kracht te danken had. De Duitser was een Bretoen en hij viel als kind in een ketel vol toverdrank.
Ik keek naar SK Beveren tegen FC Barcelona, maar dacht in stilte aan de Galliërs tegen de Romeinen.

Ongetwijfeld bots ik binnenkort ook op Bernard Hinault. Dezer dagen zie je hem druk in de weer als ceremoniemeester op het altijd drukke podium na de aankomst van elke etappe in de Tour. Dit jaar (het honderdste) maakte de directie speciaal voor hem een omweg naar zijn geboortedorp Yffiniac in Bretagne. Zijn wagen hield even halt, monsieur Bernard stapte uit en groette breed lachend de Kelten op het marktplein. Jérôme Pineau, Thomas Voeckler of Sylvain Chavanel? Ze komen nog niet aan de hielen van Frankrijks wielerheld. Zelfs de minzame Raymond Poulidor en de pillenvretende Jacques Anquetil kunnen niet tegen hem op. Vijf keer de Tour en een keer Gent-Wevelgem, wie doet het Hinault na? Ik was diehard fan van Bernard Hinault, het leek er even op dat hij Eddy Merckx zou evenaren. Hoe hoopte ik dat toen… Tot hij in 1981 Roger De Vlaeminck versloeg op de eindstreep van de velodroom van Roubaix. Dat had hij niet mogen doen. Het kwam nooit meer helemaal goed tussen Bernard en ik. 

De laatste Bretoense held die ik binnenkort zal ontmoeten in de bakkerij of op het terras van mijn vakantiedorp, is Alan Stivell. De Bretoense zanger met de Keltische harp. In mijn late tienerjaren was ik nogal into folk en Stivell was een icoon. Je had vele goede folkgroepen en je had Stivell. Die stond daar boven, hij had iets mythisch, wat dan weer paste bij de sfeer van de mystiek en symboliek van de Keltische godenverhalen die over Bretagne zweeft. Ik zag Stivell in die jaren op het Folkfestival van Dranouter en ging tijdens dat optreden in mijn eentje in een verloren hoek van de tent staan om mee te zweven met de ware Assurancetourix van Bretagne.
Om me in te leven ging ik op You Tube op zoek naar de heroïsche nummers van zijn cultplaat A l’ Olympia. Dit had ik beter niet gedaan, want ineens viel me op dat ik niet meer zo into folk ben als toen. Ze klinken nogal passé en oubollig, die Keltische winden, Armoricaanse suiten, Tri Martolods en An Durzhunels. Maar het zal me er niet van weerhouden Alan hartelijk te groeten op het terras van Bréhec. Long time no see!

Reizen is altijd weer een beetje thuiskomen, ook al ben je er nog nooit geweest. Ik hunker naar Bretagne. Ondertussen daagt in de verte het reisdoel voor 2014…