Pagina's

vrijdag 22 november 2024

Trotse voorzitter

Het was me het weekje wel. De voorbije acht dagen tijd vielen de gesigneerde boeken van alle kanten op mijn schoot. De schrijvers liepen me voor de voeten, er waren fijne babbels en boeken vol handtekeningen en mooie woorden. Mijn beurs werd niet armer, mijn boekenkast veel rijker. 

Vorige donderdag was er in de bibliotheek van Wevelgem (ja, die) een lezing met historicus Pieter Serrien. Hij vertelde het wonderlijke verhaal van de geuzentijd in de Nederlanden aan de hand van het levensverhaal van Petronella van Praet. Dat was genieten. Zijn vuistdikke boek In opstand! had ik al, maar Pieter signeerde het met veel plezier. Ik compenseerde door hem ongevraagd een gesigneerd exemplaar van mijn Ketters van de Kemmelberg te offeren. Het is een opwindende gedachte dat de ketterskenner bij uitstek het boek zal aanprijzen bij zijn leerlingen van het hoger middelbaar onderwijs. En hij zal het lezen, zei hij, want hij kende mijn held Jan Caemerlynck uiteraard. Die van De bastaard van Brussel, het boek dat mijn uitgeversplannen bij een Nederlandse uitgever destijds dwarsboomde omdat de dekselse ketter van haar net iets vroeger op het uitgeversbureau lag. ‘Haar’ is Simonne Van der Vlugt, de schrijfster die mijn prijzendroom dwarsboomde omdat haar Zwarte sneeuw de Gentse scholieren net iets meer kon bekoren dan mijn De oversteek waardoor de Gentse jeugdboekenprijs Kleine Cervantes in 2003 niet naar Wevelgem maar naar Hoorn reisde. Simonne Van der Vlugt, de schrijfster die ik ondanks alles erg waardeer en heel graag lees. Omdat In Opstand al in mijn boekenkast stond, kreeg ik van Pieter prompt een exemplaar van zijn laatste exploot Het elfde uur. Gesigneerd uiteraard.

Tijdens de lezing van Pieter kwam daar plots de vermaledijde pijpenrookster Pierrette COffrée de zaal binnengewaaid. De uitgeweken Moorseelse Antwerpse loopt dezer dagen op een wolk nu haar debuutbundel Tabak Taboek op geboren staat. Ik stimuleerde haar om haar tekst aan een uitgever aan te bieden en ik redigeerde waar het kon of mocht en voor die noeste arbeid ontving ik veel eerder dan menigeen een exemplaar van haar bijzondere bundel. Uiteraard gesigneerd, opgedragen aan de ‘koenste raadgever en hedendaagse geus van de Guldenberg’. Vooralsnog houdt de ‘revaliderende performance-moeder haar kleine tegen haar berstenvolle borsten,’ maar als het boek op 6 december ter aarde verschijnt in de Groene Antwerpse Waterman zal ik er zijn – met een gesigneerd exemplaar van Ketters van de Kemmelberg als geboortepresentje, want dat wil deze dochter van de Kezelberg van me. Gesigneerd uiteraard.

Vrijdag was er tijd voor nog grootser theatraal werk. In de Ieperse Stadsschouwburg liep Bart Van Loo met stoute schoenen op de planken. Een avond met Bart Van Loo is een avond genieten in het gezelschap van hertogen, keizers, zangers en schrijvers. De boeken van deze schrijver-van-om-het-hoekje had ik al, gesigneerd en al, maar de hartelijke begroeting achteraf in het cafetaria gold als symbolische signering. Schrijfster Maaike Monkerhey was in de buurt en kreeg ook zo’n signatuur. Maaikes boeken staan al een tijdje in mijn boekenkast, gesigneerd en al. En ik ben er zeker van dat ze haar Roerloos in het voorjaar van 2025 ook voor mij zal willen signeren.

Het hoogtepunt van het weekend stond met stip genoteerd voor de zaterdag. In de Gotische zaal van het Brugse Stadhuis (daar komen is een historische sensatie – ‘niet mijn term, maar die van Johan Huizinga’, memoreerde ene Bart ons gisteren nog). Mijn literaire sensatie was dat ik zaterdag als voorzitter van de Vereniging van West-Vlaamse Schrijvers de tiende VWS-prijs mocht uitreiken. De prijs was voor Bart Moeyaert en ik was best trots om hem te mogen toespreken en feliciteren. ‘Ik voel me even hertog Koen de Stoutmoedige,’ schreef ik die dag wat Bourgondisch op mijn Facebookpagina. Deze andere Bart ging voordien al lopen met onder veel meer de Astrid Lindgren Memorial Award (aka de Nobelprijs voor de jeugd) maar zei met nadruk dat hij het een eer vond de VWS-auteursprijs te mogen ontvangen. Uit mijn handen en uit die van kunstenaar en dichter Renaat Ramon. Van Renaat is de nieuwe dichtbundel Visum op komst naar mijn boekenkast – gesigneerd uiteraard. Omdat ik zaterdag als voorzitter o zo trots was, kreeg ik van Bart een hagelnieuw exemplaar van Duet met valse noten cadeau. Bart schreef iets moois in het boek en signeerde het ook. Mijn fier- en blijheid spoelde ik na de receptie republikeins weer door in het gezelschap van dichter Paul Rigolle. Van hem verschijnt in het voorjaar een nieuwe dichtbundel – ik mag niet vergeten om hem te vragen mijn exemplaar te signeren.

Op zondag was er tijd voor een muzikaal intermezzo in het cultuurcentrum van Oarelbeke Weireldstad. Al zijn die teksten van Charles Aznavour ook niet mis en al zeker niet als ze worden gezongen door Frank Mercelis en muzikaal ondersteund door de VRT-Bigband. Oh ja, van Franks alter ego Eddy heb ik een gesigneerde cd, hij staat helaas niet in mijn boekenkast.

Het slotakkoord van deze achtdaagse volgde op donderdag. In de bibliotheek (altijd weer die bibliotheek) ging Jooris van Hulle in gesprek met misdaadauteur Toni Coppens. Een boeiend gesprek – vooraan op het podium en achteraf aan de mobiele bar. Ik kreeg prompt een exemplaar van zijn Roofdier. ‘Wil je het boek voor mij signeren, Toni?’ Hij deed het met veel plezier en zette zo ook zijn handtekening onder een vrij literaire achtdaagse.

Oh ja, zei ik al dat er in maart 2025 een nieuw boek van mij verschijnt? Als je dat wil, zal ik het dan graag voor je signeren.

Lees ook: Mijn Clausiaanse vriend
Lees ook: Uitreiking VWS-prijs aan Bart Moeyaert


zondag 8 september 2024

Mijn Clausiaanse vriend

In november zal ik als voorzitter van de Vereniging van West-Vlaamse Schrijvers (VWS) de tiende VWS-auteursprijs mogen uitreiken aan Bart Moeyaert. Het vooruitzicht maakt me blij en trots.

Vorige zomer liet ik me meeslepen door twee bijzondere biografische publicaties: ‘De levens van Claus’ door Mark Schaevers en ‘Een ander leven’ van Bart Moeyaert. Ik was van beide onder de indruk en ik verbind ze graag met elkaar.

Om het met de woorden van Claus te zeggen: ik mag Bart Moeyaert een intieme, literaire en intellectuele vriend noemen. We studeerden in het midden van de jaren ‘80 van de vorige eeuw aan dezelfde hogeschool in Brussel. We studeerden er voor leraar Nederlands en kregen er les Nederlandse literatuur van Hugo Bousset, de latere gezaghebbende docent en huidige professor emeritus aan de Brusselse, Leuvense en Amsterdamse universiteit. 

Voor Bart en ik waren Boussets lessen niet voldoende. Lang na de les en tot in de de vroege uurtjes  zaten we in de studentenkroeg ‘Greenwich Village’ urenlang te praten en te discussiëren over de Nederlandse letteren, onze grootse schrijfplannen en over hoe wij het literatuuronderwijs anders en beter zouden aanpakken. Ook na onze opleiding maakten we plannen voor een grondige revolutie in het Vlaamse letteren- en onderwijslandschap. Wij zouden het anders en beter doen!

Vergeet wat je hierboven las: dit is een Clausversie van de feiten. Bart en ik kennen elkaar helemaal niet. Oké, we studeerden inderdaad aan dezelfde hogeschool en kregen Nederlandse literatuur van Hugo Bousset. En van pedagoog Falleyn, die in Barts boek een knipoog en een sneer krijgt. Maar in werkelijkheid hebben we elkaar er nooit ontmoet, ook al liepen we tezelfdertijd door dezelfde gangen van de krakende hogeschool in de Brusselse Marollen. Ook in de jaren na Sint-Thomas (zo heette de hogeschool die nu niet meer is) kwamen we elkaar nauwelijks tegen. Ik moest Bart als bibliothecaris uitnodigen voor een lezing in de bibliotheek om hem eindelijk eens persoonlijk te kunnen groeten. Onze band met Sint-Thomas verraste en verblijdde hem. Een kleine voetnoot, meer niet.

Claus was net iets handiger dan ik in zijn leven. Ook al bots je in zijn biografie op een twijfelende, depressieve, zoekende, wankelende en liegende Claus: wat een man was hij! De blik van Schaevers maakte mijn bewondering alleen maar groter.  Hoe meer mens, hoe meer schrijver.

Kijk, zo maakte ik een vergezocht brugje tussen twee schrijvers die mijn lezersleven bepaalden en bepalen. Ik blijf ze lezen. En ik zie uit naar een eerste gesprek met mijn oud-studiegenoot Bart Moeyaert. Maar dat we studiegenoten zijn, weten we enkel uit de literatuur – en zo hoort het.

Lees ook: Een goed jaar voor schrijvers
Lees ook: Inspiratiegeld

La Dolce Vita

maandag 12 februari 2024

Mijn immense meester Malfait

Onlangs werd ik onverwachts zo’n vijftig jaar terug in de tijd geworpen. Opeens zat ik weer in het vijfde leerjaar bij mijn immense meester Malfait. Hij was zo groot en sterk dat hij van de directeur verbod had gekregen om leerlingen te slaan. Het verbod werd overigens te laat uitgevaardigd, want het schooljaar voor dat waarin ik zijn klas betrad, had mijn immense meester een leerling zo hard geslagen dat hij op de speelplaats was overleden.

Dat bleek al snel een schoollegende te zijn en met meester Malfait viel het allemaal heel erg mee. Meer zelfs. Ik was gefascineerd door wat hij allemaal kon met krijtjes op het bord. Hij tekende staatkundige en geografische kaarten van alle werelddelen en van Wevelgem met de precisie van Google Maps. Zijn kruiswoordraadsels waren fenomenaal, net als zijn speurdertjes en uitpluizertjes. En van de historische plastieken figuurtjes die destijds bij een pakje van een kwartkilo gemalen koffie zaten, had hij de hele collectie verzameld. In concreto betekende dit: alle koningen van de Franken, graven van Vlaanderen, hertogen van Bourgondië, vorsten van Frankrijk en keizers van het Heilig Roomse Rijk stonden in pocketformaat uitgestald op een houten rekje op de vensterbank. Wat een etalage!

Maar ik dwaal af. De throwback die ik onlangs had was er een naar de lessen elementaire ethiek en essentiële etiquette die meester Malfait ons gaf. Al was hij zelf niet altijd de gemanierdheid zelve: de jongen die links vooraan in de klas zat, moest steevast de sigarettenpeuk die na des meesters nonchalante worp niet netjes in de vuilnisbak was beland, van de grond rapen en in de daarvoor voorziene bak werpen. Voor je eraan twijfelt: roken in de klas mocht toen nog. Althans voor meester Malfait.

Maar ik dwaal af, bis. Meester Malfait had ook wijze levenslessen voor ons, zijn leerlingen. Zo leerde hij ons dat een stofzuiger niet de beste uitvinding van het mensdom was: onze moeders gingen stof en viezigheid in huis maar beter te lijf met een vochtige dweil. We kregen ook lessen EHBO in de klas: op het einde van het schooljaar stormden we allemaal als ‘helpertje’ richting zesde leerjaar.

Maar neen, ook daarover gaat dit stukje niet. Wat meester Malfait ons ook leerde, was dit. Als je op een overvolle bus, tram of trein zit en je ziet een oudere persoon of een zwangere vrouw rechtop staan, dan moet je ogenblikkelijk je plaats voor hem of haar afstaan. Hij kwam er vaak op terug: dit mochten we nooit vergeten en vooral: dit moesten we doen.
Ik heb de les goed onthouden, maar ik heb ze tot hiertoe weinig in de praktijk gebracht. Wanneer is iemand oud? Als je je zitje te vroeg aanbiedt aan een persoon die er nog niet het vereiste aantal jaren voor heeft bereikt, kan het erg beledigend overkomen. En ik wil al helemaal niet degene zijn die plichtsbewust zijn plaats afstaat aan een vrouw die gewoon net wat corpulenter is dan het gemiddelde.

Maar onlangs, in het verre Dubai of all places, werd ik met een schok herinnerd aan wat meester Malfait mij destijds had opgedragen. Elke keer dat ik de altijd overvolle metro betrad, werkten jongeren zich uit de naad om mij een zitje aan te bieden. Ook als ik de plaats aanvankelijk weigerde omdat ik maar een of twee haltes moest overbruggen, werd ik kordaat maar vriendelijk aangespoord om te gaan zitten. Het inzicht dat ik opeens in de andere doelgroep uit de levensles van meester Malfait zat, kwam schokkend op me af. Het werd nog erger toen ik bij een zoveelste opstap zag hoe mensen waarvan ik dacht dat zij ouder waren dan mezelf, hun plaats aan mij afstonden, vriendelijk en bewonderend knikkend voor zoveel ouderdom.

Woensdag word ik zestig. Ik moet niet langer wachten om de les van meester Malfait indachtig te zijn. Vanaf nu zijn alle zitjes op alle bussen, trams, treinen én metro’s voor mij gereserveerd. Op bevel van mijn immense meester Malfait en op straffe van een dodelijke handveeg.