Pagina's

dinsdag 2 augustus 2011

De vakantie van de apen

Eind juli gingen Elsy en ik op reis. Twee dagen Reims, een week Bourgogne en twee dagen Bouillon...

‘En, weer naar Nederland op reis geweest, naar één van je eilanden zeker?’
‘En, veel inspiratie opgedaan voor een nieuw boek zeker?'
‘En, weer veel dikke boeken gelezen tijdens je reis zeker?’
Vragen die me dezer dagen weer veelvuldig te beurt vallen. Ik leer ermee leven. Ook al ben ik maar een heel klein beetje schrijver, toch worden me allerlei buitengewone en exceptionele bezigheden toebedacht. Soms geniet ik wel eens van zo’n vraag (ik ben ook maar een man en dus ook een beetje ijdel), maar meestal heb ik er een hekel aan om die vragen te beantwoorden. Omdat ik die gewone man wil zijn. Tegelijk wil ik de hoge verwachtingen van de vraagsteller niet botweg de grond in boren. Dus krijgt die meestal een lauw antwoord ergens tussenin. Een beetje gewoon maar ook een beetje speciaal.

Neen, ik ben niet naar Nederland geweest.
Elsy en ik trokken naar Bourgondië. We waren even Koen de Stoute en Elsy van Bourgondië en neen, dat is geen vingerwijzing naar een historische roman-in-wording. Gewoon naar Bourgondië gingen we: om veel te wandelen en om dorpen, kerken en kathedralen te bezoeken. Dat dan weer wel. Niet in Nederland dus, al stikt het daar in het zuiden van onze noorderburen. De eigenaars en enige buren van ons godverlaten maar o zo gezellige vakantiehuisje aan het doodlopende bospad in de Thard waren ook Nederlanders. In 2001 waren ze definitief vanuit Breda in de Morvan komen wonen. Het waren prachtige mensen, ze waren er als je ze nodig had (als je bijvoorbeeld op zoek was naar een insectenverdelger), maar ook als je ze niet nodig had (meestal dus).

Veel inspiratie opgedaan?
Neen hoor. Het was niet de bedoeling deze keer en er was ook geen moment van betovering dat ik eerder voelde tussen de wolkenkrabbers van Manhattan of op de modder van het Friese wad. Het was een wonderlijke reis en meer hoeft daar deze keer niet aan toegevoegd te worden.

Veel dikke boeken gelezen?
Ook dat niet. We waren maar een weekje weg en we wandelden ons te pletter. Als ik op reis ben, verlies ik me trouwens in curiositeiten, legenden en histories van de regio. Plaatsen die we tijdens onze reis niet kunnen bezoeken, lees ik dan maar. Wie me goed kent, weet het: ik leer zelfs de hoogtes van de plaatselijke bergen uit mijn hoofd (Haut-Folin 901 m, Mont Préneley 855 m, Mont Beuvray 821 m). Het lezen komt nu wel, er ligt een stapeltje klaar en ik heb een lijstje voor noodgevallen. Niet dat ik niets gelezen heb. Een jonge collega raadde me vorige lente Roddy Doyle aan en ik had zijn Stierenvechten mee. Een slechte keuze, zo bleek. Niet dat de schrijver me niet beviel, integendeel zelfs. Maar het thema paste niet bij het vakantiegevoel dat me tijdens die week Morvan moest overvallen. Doyle beschrijft in enkele bitterzoete kortverhalen het leven van mannen op middelbare leeftijd. Mannen van 47 jaar, geboren op 14 februari 1964 vermoed ik. Mannen die terugdenken aan de tijd toen ze zelf nog kleine kinderen hadden. Mannen die na 25 jaar proberen even enthousiast les te geven als toen ze er als jonge leerkracht aan begonnen. Mannen die hun vrouwen proberen te beminnen als waren zij immer 20 jaar. Mannen die ziekte en dood zien toeslaan in hun vriendenkring. Niet echt opbeurend dus. Maar ik neem Eva de tip niet kwalijk. Voor haar zijn die mannen vooralsnog gewoon romanpersonages.

Aan onze week rust, ruimte en licht knoopten we een staart in één van de kroondomeinen van het Belgische toerisme. Bouillon, parel aan de Semois. We probeerden ons, heel bewust en zonder vragen te stellen, onder te dompelen in de sfeer van het toerisme van de verloren dagen. Roddy Doyle kwam ineens nog een stapje dichterbij. In Bouillon en zijn annex Poupehan kwam ik heel vaak als kind en aan de tunnel, het kasteel en de twee bruggen in de stad kwamen mijn ouders vaak om de hoek kijken. Was ik ineens even vele jaren jonger dan mijn zonen nu. Het kan.
Alles kan overigens in Bouillon. Het Hotel de la Poste ademde vergane glorie. Een hotel met rode lopers, sierlijke kroonluchters, piepende bedden, een hotelhond op de trap, piano in de eetkamer, opstijgende geur van koffie als wekker, zwart-witfoto’s van overleden hoteleigenaars aan de wand, jachthoorns en hertenkoppen in de trappenhal. De eigenaars waren Nederlanders, dat kon dus wel beter. Maar de bubbels bij het ontbijt maakten veel goed.

En dan die niet-meer vermoede ernst achter het Ardennentoerisme even kunnen verstoren!
Als afsluiting van een glorieuze Bouillondag – we stapten net niet op het treintje naar het vue panoramique, maar we dronken wél een Orval en we aten de specialiteit van de streek, mosselen uit de Semois – bestelden we in de bar van ons hotel een Irish coffee. Het uit Vlaanderen geïmporteerde barmeisje vroeg naar ons kamernummer bij het afrekenen. Heel even kreeg ik een rode kop. Dat nummer kende ik niet, maar wie leert nu ook zijn kamernummer uit het hoofd vooraleer hij de trip naar het château fort van Godefroy onderneemt? Maar ik zag de jongensglimlach rond mijn eigen mond.
‘Honderdtweeëntwintig’, zei ik.
Ik had er in de verste verte geen benul van hoe ver ik er naast zat. De verwarring achter de tapkast gadeslaan, dat was het veelbelovende vooruitzicht. En ik werd op mijn wenken bediend. Na wat snuffelen in papieren achter de bar kwam het meisje terug.
‘Excuseer, maar ik was even verstrooid, ik ben het nummer vergeten. Kunt u het nog eens zeggen?’
‘Geen probleem hoor… Honderdtweeëntwintig, juffrouw.’
‘Dank u, en nog eens mijn excuses.’
‘Geen enkel probleem, iedereen vergeet wel eens iets!’
Voor de tweede keer gescharrel achter de pompeuze toogkast. Een collega komt ter hulp. Er wordt gefluisterd, er wordt naar ons gekeken. De computer aan de receptie wordt erbij geroepen. De vertwijfeling slaat toe. Het barmeisje wordt opnieuw op ons losgelaten.
‘Excuseer mijnheer, maar kan het dat u zich van nummer vergist heeft? Kamer honderdtweeëntwintig wordt deze zomer niet gebruikt…’
‘Oei, ik gaf je vast het verkeerde nummer dan!’
Mooi gespeeld... Even overweeg ik om nu nummer 132 te proberen. Maar ik ben geen onmens.
‘Dan vrees ik dat ik het vergeten ben, juffrouw. Kan mijn naam ook helpen?’
Het kon. Waarmee ik en passant nog maar eens aantoon dat mensen geen nummer, maar een naam hebben. Maar dit helemaal terzijde.
Overigens, maak je geen zorgen om het meisje. Integendeel. Het was een heel aardig meisje. Ik vermoed dat onder haar wonderbaarlijk uniform (einde 19de eeuw, denk ik) een chiroleidster schuilging. Een hele toffe. Haar vakantiejob zit er ondertussen op en zij vertoeft nu op de festivalweide van Dranouter. Alwaar zij aan haar vriendinnen voor de zoveelste keer het hilarische verhaal doet van die man op middelbare leeftijd die zich het nummer van zijn kamer in dat oersaaie hotel niet meer herinnerde. Zij lacht met mij, ik met haar. En zo hebben we allebei ons pleziertje. Solidariteit tussen de generaties, mooi toch?

O ja, wat doen die apen hierboven?
Elke reis krijgt eerder als vanzelf haar eigen lijflied. Ervaart u dat ook? Vorig jaar was dat bij ons ‘Alors on danse’ - de Nederlanders op Terschelling waren er gek op. In Roussillon werden we ooit bestookt met de plaatselijke zomerhit ‘Je suis marin’ van Bernard Lavilliers. En dit jaar hoorden we tijdens elke autoverplaatsing minstens één keer het overigens heel leuke plaatje van Bruno Mars. ‘The lazy song’ heet het, je kent het wel. Voor de apen moet je bij het bijhorende clipje zijn. Check You Tube.
Een vakantie vol wandelplezier en nostalgie, meer moest dat niet zijn. Nothing at all.


Lees ook
dit bericht.
Deze zomer reisden we ook nog naar Dranouter en Oostende.

2 opmerkingen: