Pagina's

vrijdag 30 oktober 2020

Over ‘Bellenhof’ van Maaike Monkerhey

Vooral als het goed is, schrijf ik het graag. Onlangs las ik met veel plezier Bellenhof, de nieuwe roman van auteur Maaike Monkerhey uit Wijtschate. Voor het weblog van de Vereniging van West-Vlaamse Schrijvers schreef ik er onderstaande recensie over.

In Jaarwerk MMXVI, het jaarboek 2016 van de Vereniging van West-Vlaamse schrijvers, gaf Paul Rigolle een mooie round up van hedendaagse auteurs die de Westhoek kozen als locatie voor een roman[1]. Het zijn er wel wat en lang niet allemaal wonen, of woonden, ze zelf in de Westhoek. Misschien vult Rigolle zijn lijstje aan voor een update binnen pakweg tien jaar. Een nieuwe naam wordt Maaike Monkerhey[2], die zich met Niet omkijken, Camille (2017) en Bellenhof (2020) een plekje in de Westhoekliteratuur heeft geschreven. Snel en overtuigend, maar misschien gaat het net wat makkelijker als je in Wijtschate woont, te midden het zoete Heuvelland en met een wonderlijk uitzicht op de Kemmelberg. De berg der bergen als je in de streek bent. 

Monkerhey’s debuutroman, Niet omkijken, Camille[3], richtte zich eerder naar lezers vanaf 12 jaar. De roman vertelt het waargebeurde vluchtverhaal van Camille Tiersen, een jongen van 12 die bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog samen met zijn familie en vrienden in Wijtschate woont. Ook Jet Marchau kan haar lijstje met West-Vlaamse jeugdauteurs die schreven over de Grote Oorlog, dat verscheen in Jaarwerk MMXV, dus aanvullen[4].

In de nieuwe volwassenenroman van Maaike Monkerhey, Bellenhof[5], is oorlog niet ver weg. In bijzonder sfeerscheppende openingsbladzijden introduceert de auteur een duister personage dat zich schimmig schuilhoudt op het erf van hoppeboer Florent en zijn zwangere vrouw Martha. Hij staat onder ruisende populieren en die herinneren hem schokkend aan een zin die hij niet meer uit zijn hoofd krijgt. ‘Da! Hinter diesen Pappeln! Hinter diesen Pappeln’. 

Toch is Bellenhof geen oorlogsroman. Het verhaal begint op 6 september 1944, de dag waarop Poolse bevrijders de grensstreek rond Poperinge bevrijden en een einde maken aan de Tweede Wereldoorlog. Het is een aangrijpende gebeurtenis die er mede voor zorgt dat Leo Lebbe twee maanden te vroeg wordt geboren. Bellenhof vertelt het verhaal van drie generaties Lebbes: vader Florent, zijn zoon Leo en diens dochter Isabelle, die in 2019 deelneemt aan de verkiezing van de hoppekoningin in Poperinge. 

Niet de oorlog, maar de hoppe is het overheersende thema in de roman. Vader Florents hart klopt op het ritme van de hoppeteelt. Elk jaar ontvangt hij na de zomer het plukvolk en het kotjesvolk, die alle bellen van zijn hopperanken komen plukken – Kort! Rap! En zonder blad! 

Zijn zoon Leo is 12 als hij in 1956 de plukkers woest ziet vertrekken als ze horen dat Florent een machine heeft gekocht en dat hij hen volgend jaar niet meer nodig zal hebben. Met de plukkers verdwijnt ook Elvire uit het leven van Leo, net voor ze de tijd kreeg om zijn eerste liefje te worden. Hun eerste zoen smaakte nog naar hoppe, maar dat zou vast niet blijven duren hebben. 

Het verdwijnen van de tradities en de modernisering van de landbouw zorgt ook in het leven van de Lebbes voor een omwenteling. In 1988 is Leo beenhouwer in Brussel en zijn vrouw is geen hoppeplukster in Poperinge, maar mannequin in Milaan. Hun werelden blijven niet matchen en Leo keert, radeloos en wanhopig, terug naar Poperinge. Hij landt er stilaan weer op zijn pootjes. ‘Ook als het moeilijk gaat. Net zoals de katten.’ Het zijn woorden die moeder Martha wel vaker in haar mond neemt.

Maaike Monkerhey schreef een boeiende en aangrijpende familiegeschiedenis. De drie generaties Lebbe introduceren de wereld van de hoppe – ‘vroeger en nu’. Begin september gaat het hart van de hoppetelers sneller kloppen: ‘Dit moment had elk jaar iets magisch. Leo’s hart maakte een sprongetje. Het hoppeveld en het erf zouden morgen gonzen van de drukte. Zo stil als het nu was, zo luidruchtig zou het er morgen en de dagen erna aan toe gaan’ (p. 60). Alle hoofdstukken in het boek spelen zich af in het begin van de maand september (in 1944, 1956, 1988, 1999, 2019 en 2020) en als lezer voel je al snel de spanning van de maand mee. 

Bellenhof zal in Poperinge en omstreken wellicht aan een grondig onderzoek worden onderworpen door plaatselijke heemkundigen en kroniekschrijvers van de hoppegeschiedenis. Ik ga ervan uit dat de roman de toets met verve zal doorstaan – Monkerhey besteedde veel tijd aan degelijke research, ging op zoek naar passionele vertellers over de hoppecultuur, organiseerde een koffieklets met kranige oudjes en beleefde ook zelf de pluk mee. Maar de roman is meer dan een hedendaagse streekroman of een nostalgische terugblik op een verdwijnende wereld. De drie generaties Lebbe komen tot leven als mensen van vlees en bloed en ze maken van Bellenhof evenzeer een boeiende ontwikkelingsroman. Hun angsten, hun vreugdes en hun verdriet zijn echt en doorleefd. 

Monkerhey schreef beklijvende passages in haar boek. De sfeer van de hoppeplukkers op het veld. De groeiende verliefdheid tussen de jonge Leo en Elvire en hoe de jongen met grote ogen het stevige rollebollen van Simon en Nel tussen de hopperanken gadeslaat. De autorit van de radeloze en verlaten Leo van Brussel naar Poperinge. De vranke en levenswijze mama en oma Martha. Met ‘We praten dan wel?’ helpt ze haar zoon als die niet wetend hoe te vertellen over zijn scheiding in de keuken staat. ‘Kind toch. Het staat zeker al tien dagen op je gezicht te lezen. Ik kon alleen nog niet raden wie de gelukkige was,’ zegt ze als kleindochter Isabelle zich verbaasd afvraagt hoe haar oma weet dat ze stapel is op Bert. En zo zijn er veel meer sublieme zinnetjes die bladzijden beschrijving onnodig maken. Er is veel en heel doeltreffend geschrapt in deze roman. 

Een keer vreesde ik dat het schrappen niet was gelukt. Vader Florent is bezeten door Guido Gezelle en laat dat van tijd tot tijd blijken door hele verzen van de priester-dichter te mompelen of te orakelen. Net voor ik dacht dat het teveel zou worden, hield het op. Zo brengt Gezelle wat extra West-Vlaamse kleur in de roman. Een klein eerbetoon, waar lees je die verzen anders nog? 

Ik was overigens opgelucht dat de personages van Monkerhey geen West-Vlaams praatten. Wat ze zeggen, staat in keurig Nederlands, de taal die hoort in een roman. Enkele cursieve streekwoorden zijn ruimschoots voldoende voor de regionale belevenis. Pupegoale, moekes, hommel en kallepein staan cursief. Frankrijk is ’t Fransche, een draagtas is een bazatse en paardenbloemen zijn pisseblommen. Maar plokken is plukken. 

Maaike Monkerhey schreef een boeiend en authentiek verhaal en ik vond het erg fijn om een roman lang op het Bellenhof te vertoeven. Volgend jaar ga ik tijdens het derde weekend van september naar de hoppefeesten. Naar ’t land van Poperinge en van den hommelpluk. 

De roman kreeg een bijzonder sfeervolle omslagtekening van Trui Chielens – nog een meisje uit de Westhoek. Niet twijfelen, maar lezen.

NOTEN

[1] Dertig dagen en een versierhandboek: de Westhoek in de recente Vlaamse literatuur / Paul Rigolle.// In: Jaarwerk MMXVI. – Brugge: Vereniging van West-Vlaamse schrijvers, 2016. – P. 52-67
[2] Maaike Monkerhey (1979) woont in Wijtschate. Ze is onderwijzeres in een Steinerschool in Ieper en als auteur gebeten door taal en geschiedenis. Website: www.maaikemonkerhey.com/
[3] Niet omkijken, Camille / Maaike Monkerhey. – Meulebeke: Bibliodroom, 2017. – 183 p.
[4] Al die jonge mensen! Wat een zonde: West-Vlaamse jeugdauteurs en de Grote Oorlog / Jet Marchau.// In: Jaarwerk MMXV. – Brugge: Vereniging van West-Vlaamse schrijvers, 2015. – P. 22-42
[5] Bellenhof / Maaike Monkerhey. – Meulebeke: Bibliodroom, 2020. – 216 p.

https://www.youtube.com/watch?v=ciNxNN90eSc


Geen opmerkingen:

Een reactie posten