Op 1 maart 2025 werd
mijn nieuwe jeugdroman De Wedstrijd voorgesteld in JC Ten Goudberge in
Wevelgem. Dat was the place to be voor dat boek, want het leven van de hoofdpersonages
speelt zich af in en rond een jeugdhuis. Bovendien was ik in mijn jonge jaren
niet weg te slaan uit het Wevelgemse jeugdhuis. Ik woonde er, zei mijn moeder.
Tijdens de drukke en
gezellige voorstelling had ik met auteur Maaike Monkerhey een gezellig gesprek
over het boek. Een korte bloemlezing.
De jeugdjaren zijn een goudmijn voor een schrijver, zei ooit eens iemand. In dit jeugdboek keer je terug naar je kindertijd bij het jeugdvoetbal en je tijd als jongere in het jeugdhuis.
Het was de Engelse auteur Graham Greene die ooit schreef dat een
ongelukkige jeugd een onuitputtelijke goudmijn is voor een schrijver. Maar ook een
gelukkige jeugd is zo’n goudmijn. Ik heb vooral heel fijne herinneringen aan
mijn kindertijd en mijn jeugdjaren en het is fantastisch om ze in mijn boeken
op een originele manier weer te kunnen memoreren. Mijn schooltijd, mijn studententijd,
mijn reizen in de Alpen, de Wadden en de Ardennen, maar ook veel kleine herinneringen
en anekdotes: ik heb ze in de meest wisselende combinaties een plaatsje gegeven
in mijn verhalen.
De Wedstrijd gaat over
mijn kindertijd bij het jeugdvoetbal, ik speelde bij de kadetten en miniemen
van SV Wevelgem, en mijn jaren als jongere en vrijwilliger in dit jeugdhuis –
JC Ten Goudberge in Wevelgem.
Maar het boek gaat niet over je eigen voetbalcarrière en jouw jeugdhuisjaren?
Absoluut niet. Het voetbalstadion en het jeugdhuis zijn gewoon een decor, kleine werelden waarin de hoofdpersonages vertoeven. De vrienden en klasmakkers van de hoofdpersonages, de broers Robbie en Juan, gaan naar het jeugdhuis, maar dit is niet naar de zin van hun vader. Voor hem is het jeugdhuis een no-go-zone. Het is de jongste broer Juan die zich als eerste bevrijdt van het juk en het gezag en zijn weg zoekt en vindt in het jeugdhuis. Juan voetbalt niet, niet meer, maar heeft een andere passie: hij tekent en schildert, maakt cartoons en strips. Het jeugdhuis biedt hem de kans om zijn creativiteit te ventileren.
In het boek verwijs je naar een gedicht van Ed Franck?
Ja. Ed Franck is een jeugdauteur die ik bijzonder waardeer. Hij was overigens de mentor en de lector van mijn eerste jeugdboek De hel in New York. Juan maakt zich los van de rechte, strikte weg die zijn vader voor zijn zonen heeft uitgetekend. In het gedicht klinkt het zo: ‘Kom zei de rechte weg, maar Wouter keerde om. Kom, zei de kromme weg, en Wouter ging met hem mee.’
Het boek is een ode aan het jeugdhuis, schreef je ergens.
De vaderfiguur is dan weer erg belangrijk omdat hij zich verplaatst van de rechte naar de kromme weg. Hij is erg fout in zijn beleving van het voetbal van zijn zoon, al meent hij het ontzettend goed. Dat maakt het voor Robbie moeilijk om te kiezen. Hanne slaagt erin om Juan en Robbie te laten communiceren met hun stugge vader, zij het met een immense omweg. Ze slaagt erin om ook vader te doen afwijken van zijn beangstigend rechte pad. Hanne is eigenlijk het sympathiekste en warmste personage in het boek.
Je schetst twee broers. In welke van de personages herken je het meeste
van jezelf?
Het is zoals in elk boek … In elk van de personages zit een deeltje van
mezelf. Ik ben de gepassioneerde voetballer Robbie (al kon ik zelf niet goed voetballen)
die in zijn hobby met rust wil gelaten worden. Ik ben ook de vrijdenker Juan,
die stil, een beetje rebels en creatief bezig is. Ik ben ook de vader:
hyperbezorgd om zijn zonen en hierdoor misschien de verkeerde keuzes makend,
maar tegelijk met het hart op de juiste plaats en in staat om zich n te passen
en te kiezen voor zijn zonen boven zichzelf. Maar ik ben ook de geëngageerde
jeugdwerker, bezorgd om de wereld en de mensen om me heen.
In je boeken komt dat maatschappelijk engagement wel vaker naar boven?
Pesten en machtsmisbruik in Valsspeler, verslaving en alcoholisme
in Een hoofd vol rommel, straatkinderen en daklozen in De hel in New York.
Ik schuw de zware thema’s niet. Zelfs in mijn drie misdaadromans kun je tussen
de regels door steeds weer een stuk engagement lezen. Ik ben altijd een beetje een
wereldverbeteraar gebleven.
Ook in De Wedstrijd komt dat engagement inderdaad ook weer naar
boven. Vooral het racisme en de onbeschoftheid in de marge van het jeugdvoetbal
hekel ik in het verhaal. Tijdens het schrijven van het boek ging ik enkele
keren op zaterdag naar een jeugdvoetbalwedstrijd kijken. Ik moet zeggen dat mij
vooral de vriendschap onder de jonge voetballers is opgevallen. Na de match
kwamen die alle supporters een hand geven, ook dat was bijzonder. Het was schril
in contrast met vele verhalen over geweld en racisme langs het veld van de
jeugdwedstrijden die je leest in kranten en tijdschriften. De clubs leveren echt
wel inspanningen om de sportiviteit aan te wakkeren. Ook in het boek loopt het
langs het veld uit de hand, maar het zijn vooral de jonge spelers zelf die de ‘supporters’ aan de zijlijn tot inkeer brengen.
Ging je het voorbije jaar echt met je notitieboekje in de hand naar de matchen van het jeugdvoetbal kijken?
Dat is research, hé. Ik wil me goed en juist inleven. Het was best bijzonder toen. Ik stond er op mijn eentje, in alle stilte de match en de supporters gade te slaan. Niemand die mij kende. Ik had mijn notitieboekje bij waarin ik allerlei dingen noteerde. Ik zag ouders naar mij kijken en over mij vertellen en fluisteren. Ik denk dat ze mij zagen als een talentenscout van Club Brugge of Sporting Anderlecht en ze hoopten wellicht dat ik kwam voor hun zoon. De kansen op een toptransfer waren groot. Na de match mengde ik me onopvallend tussen de ouders en supporters in de kantine. Ik wilde de gesprekken vatten. Toen viel me op dat de sfeer niets was veranderd vergeleken met die uit mijn eigen voetbaltijd.
Hoe lang schreef je aan dit boek?
Ik begon aan dit boek in december 2003. Ik schreef toen de eerste twee
hoofdstukken, maar het viel dan stil. Niet dat ik vast zat, maar zoals wel
vaker in mijn leven had ik een periode weinig tijd om te schrijven. In die
tussentijd drongen zich andere thema’s op. Het boek bleef even in mijn figuurlijks
schuif liggen en er verschenen andere jeugdboeken, toneelteksten en
misdaadromans. Maar na de publicatie van Rots, het derde deel van mijn
misdaadtrilogie, wou ik per se weer eens aanknopen bij mijn eerste jeugdboeken,
waarmee het allemaal begon. En dus haalde ik het voetbalboek uit mijn schuif en
begon waar ik twintig jaar eerder ophield. Bij het derde hoofdstuk dus.
Aanvankelijk ging het boek vooral over de voetballende broer: Robbie. Maar tijdens het schrijven werd Juan, de creatieve, artistieke en meer speelse broer, steeds belangrijker. Uiteindelijk is net de afstand en de vriendschap tussen de broers het belangrijkste geworden. En het is geen boek over voetbal of over de jeugdclub, maar een coming of age-verhaal: over kinderen die volwassen worden, over zoekende en groeiende jongeren. Iemand noemde dit onlangs ‘hybride’ romans, Het zijn boeken die zowel bij jongeren als bij volwassenen in de smaak vallen.
Als titel koos je voor ‘De Wedstrijd’. Is dat niet een beetje voorspelbaar?
De eerste titel was Gewoon voetballen. Die paste ook wel, vond ik. Robbie wil gewoon voetballen zonder al dat gedoe rond de club. Maar die titel leidde te eenzijdig naar het voetbal. De Wedstrijd past beter. Ik hoop dat de jonge lezers de dubbele betekenis zullen vatten. Het
gaat niet in de eerste plaats om een voetbalwedstrijd. In het boek gaat het om
een wedstrijd tussen twee zonen en hun vader. In hun prille puber-tijd moeten
ze het opnemen tegen hun nogal autoritaire, dominante en bemoeizuchtige vader.
Dat moet elke jonger van die leeftijd ergens doen, denk ik. Vind ik eigenlijk.
Aan mij vroegen ze destijds vaak waarom ik voor jongeren schreef. Net hierom,
omdat ik die puberteit zo’n ontzettend belangrijke tijd in je leven vind. Hier
voer je je eerste oorlogjes, hier verzamel je je eerste dromen, hier worden
levens gevormd en persoonlijkheden gemaakt. Daarom wou ik ook weer voor jongeren
schrijven. Dat verhaal over mijn kindertijd in het voetbal en mijn jeugdjaren
in het jeugdhuis moest ik kunnen schrijven.
De Wedstrijd verwijst uiteraard ook naar het reële gebeuren in het boek. De lezer leest naar een wedstrijd toe. De wedstrijd van de bevrijding; Voor de voetbalploeg van Robbie, maar ook voor het leven van vader en zoon. Wees gerust, het komt allemaal erg goed hoor. En voor je twijfelt: er is ook een love-story.
Een slotvraagje.’ De Wedstrijd’ is nu geschreven. Zijn er plannen voor een volgend boek?
Ik kan het niet laten, ik moet schrijven. Daarstraks zei ik dat voor mij
schrijven het verzamelen van herinneringen is. Ik schreef over mijn schooltijd,
mijn studententijd in Brussel, vakanties en reizen in de Alpen, de Wadden en de
Ardennen, mijn tijd bij het voetbal, mijn tijd in het jeugdhuis, mijn tijd als
vader. Er is in dit rijtje nog een grote afwezige …
Ik heb een vermoeden. Iets met een bibliotheek?
Dat dacht je goed... Ik werk dit jaar 40 jaar in de bibliotheek. In die
tijd gaf ik ook meer dan 20 jaar les in de bibliotheekopleidingen in Brugge en
Gent. Als jeugdauteur was ik te gast in zowat de helft van de bibliotheken in
West-Vlaanderen. Tja, dan moet je daar iets mee doen. Ja, toch? Ik heb een
fantastisch idee, ook al zal het hoofdpersonage niet Koen heten en al helemaal
niet in een bibliotheek werken. En in dat verhaal moet ik niet alleen afrekenen
met die bibliotheek, maar ook met een historisch personage dat al enkele keren
opdook in een boek van mij: de zestiende eeuwse cartograaf en theoloog Petrus
Plancius uit Dranouter. Ook met hem ben ik nog niet helemaal klaar. Ik noemde
hem ooit een enge wereldburger. Maar dat is allemaal voor later eerst … De
Wedstrijd!
‘De Wedstrijd' is een jeugdroman voor jongeren vanaf 12 jaar.
Het boek telt 172 pagina’s en verscheen bij uitgeverij Neckar.
Je kan het boek zowel online als in de boekhandel kopen, onder meer hier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten