Nu we volop in de tijd van de weekends naar de Ardennen zijn en de
zomerse vakantieplannen worden gefinaliseerd, krijg ik geregeld de vraag of al die
locaties in Rots allemaal echt bestaan. Tuurlijk dat. Ik vertelde eerder dat IJs
en Zand kunnen gelezen worden als een literaire reisroman naar de Alpen
en de Wadden en dat ik nog altijd wacht op een vergoeding of minstens gulle
dankwoorden vanwege de plaatselijke VVV’s. Voor Rots geldt hetzelfde: de
roman is geschreven tot eer en glorie van de Ardennen. Of toch een stukje van
de Ardennen dat ik bijzonder koester. Omdat het er erg mooi is, maar minstens
evenveel omwille van vele jeugdherinneringen die ik aan de streek hebt.
Je raakt al in de stemming als je op de E25 tussen Luik en Aywaille over
‘de berg van Tilff’ rijdt. Een heerlijke helling als opener van de Ardennen. In
de buurt kan je ook gaan rotsklimmen, maar Jan en Mats deden dat op rotsen
boven de Maas en deze streek heeft nu even niet onze focus.
Neem de afrit in Aywaille en voor
je het beseft kom je in Remouchamps over de statige brug over de Amblève. Links
zie je Hotel Bonhomme, waar in vervlogen tijden Fernandel en Koning Albert wel
eens logeerden. Je kan de wagen parkeren vlak voor het hotel en op het terras
onder de bomen een Orval met water uit de Semois drinken – het kroontje op de
gevel van het hotel zorgt voor een koninklijk aperitief.
Neem vervolgens de N633 in de richting van Trois-Ponts en rijd over de
glooiende weg die langs de Amblève en zijn campings loopt. Na enkele kilometers
zie je de robuuste brug aan de rechterkant die naar het dorpje Nonceveux leidt.
Rijd over de brug naar de ‘République libre de Nonceveux’ en maak te voet of
met de auto het toertje van het dorp: een wijde kring met verspreide huizen
rond een weide waar de trein van Luik naar Luxemburg met de regelmaat van een klok voorbijsnelt. Als je goed kijkt, kun je het omgebouwde stationnetje van
het dorp vinden. Ooit stopte hier een internationale trein. Je komt voorbij het idyllische
kerkje van het dorp met een bank, de enige plaats waar je even openbaar kunt
gaan zitten. Zoek in Nonceveux niet naar een terrasje.
Als je de kring van het dorp hebt gemaakt, kom je onvermijdelijk weer
bij de brug: de enige weg naar de echte wereld. Even naar rechts en je komt bij
een chaotische parkeerplaats met een café dat soms wel en meestal niet open is
en aan de overkant een tot asielcentrum omgebouwd hotel. Voor dat hotel er stond,
stond hier hotel ‘La Chaudière’: vele grote en jonge gezinnen kwamen hier destijds
op vakantie. Daar hebben we elkaar in onze kindertijd misschien wel eens
ontmoet.
Toch moet je je auto parkeren en je wandelschoenen aantrekken. Op deze
plaats stroomt de Ninglinspo in de Amblève en op deze parking begint de iconische
wandeltocht langs België’s enige bergrivier. Loop naast het huis met het
ovengebouwtje, loop door de bedding van de drooggevallen Vieux Chèra, steek de boomstambrugjes
over de rivier over, bewonder de vele watervalletjes met namen uit de Griekse
en Romeinse mythologie – Mats kan ze in Rots allemaal uit het hoofd opsommen en
benoemen.
Als je veel tijd hebt, kun je de rivier helemaal volgen tot aan zijn
bron en (als je héél veel tijd hebt) via de dorpjes Vert Buisson en Ville-au
Bois langs de andere iconische bergrivier de Chefna even idyllisch weer afdalen
tot aan de Amblève. We zien elkaar dan straks weer terug in Quarreux.
Je kan ook net voorbij de waterval La Chaudière het pad naar rechts
volgen, de heuvelflank op tot bij de Roches Crahay. Op deze plaats met het
prachtig uitzicht over de Ardense bossen komen we straks terug.
Eerst terug naar de auto nu. Rijd enkele kilometers stroomopwaarts, de
Amblève rechts van je tussen de bomen. Al snel zie je aan de
rechterkant de verloederde herberg ‘Au moulin du diable’. De herberg is quasi onherkenbaar,
iets recenter zijn de potsierlijke muurschilderijen van wulpse meisjes die
herinneren aan het tweede leven van het gebouw. In de tijd van het Ardense café
zwaaide Prosper hier de plak. Jawel, Prosper, je kent hem uit Rots. Hij
was zo trots op zijn auberge Ardennaise!
Parkeer je wagen, ga door het viaduct onder de spoorweg en neem het pad
aan de rechterkant. Je bent zo bij de Amblève die hier vol ligt met grote
kwartsblokken die destijds door de duivel zelf in de rivier werden gegooid.
Restanten van een molen. Als je me niet helemaal gelooft, moet je maar eens de
legende van de Moulin du Diable opsnorren (je kan ook gewoon Rots lezen,
ze staat erin). Duivel of geen duivel: het is heerlijk wandelen over en langs
de rotsen in de rivier bij de Fonds de Quarreux.
Je kon daarstraks op de parking ook gekozen hebben voor de andere kant van
de drukke weg: een verborgen zijweg klimt snel de hoogte in tussen de bomen en
de verspreide huizen op de helling. In een van de huizen zijn Sarah, Mats, Jan
en Joke op vakantie. Ik heb voor mijn roman niet één huis uitgekozen: je kan er zelf één kiezen
als je hier wandelt. Weet dat in lang vervlogen tijden een vakantiehuis werd
beheerd door Prosper – ja, dezelfde van het café. Als je even de weg blijft
volgen, kom je na een stevige klimpartij uiteindelijk in het bosdorp Quarreux.
Als je een paar alinea’s hoger de wandeling van de Ninglinspo en de Chefna helemaal
had gevolgd, kwamen we elkaar hier weer tegen.
We moeten verder, het hoogtepunt moet nog komen. Alhoewel: het
toeristisch-commerciële hoogtepunt dan. Je rijdt weer naast de Amblève, die je
tijdens je rit idyllisch en traagzaam ziet stromen tussen de bomen. Maar plots
word je opgeschrikt door heel veel mensen, heel veel auto’s en stoeltjesliftstoeltjes zwevend boven
de weg. Je bent in Coo gekomen: het dorp bij de waterval. Natuurlijk stap je
eens uit, je gaat over de brug kijken naar het watergeweld, je kan desgewenst langs
een klein pad naast de kleinste van de twee watervallen lopen, je kan in een stoeltje aan de helling gaan bengelen en je kan vooral
genieten van het Plopsaland van het zuiden. Als je dat wil. Even verder kun je
in het bos rond een stuwmeer wandelen. Dit deed ik zelf nog nooit: ik liet Jan
en Sarah het pad voor mij verkennen. Het is er blijkbaar heel mooi en rustig.
Laat je niet afleiden door de drukte van Coo en vervolg je weg
langs de Amblève. Nauwelijks drie kilometer verder, waar de rivier de Salm de Amblève
vervoegt, kom je in het nietige stadje Trois-Points. Kijk in de hoogte boven
het dorp: je blik zal ongetwijfeld snel op het uitnodigende terras van pension Beau
Site blijven stilstaan. Het is een heerlijke plaats om de tocht langs de Amblève en doorheen
Rots te beëindigen. Ze hebben er heerlijke Sangria.
Maar als je nóg veel dichter bij Rots en zijn personages wil
komen, ga je nu naar de Proxy Delhaize van Trois-Ponts en je koopt er een fles lekkere Franse wijn en een stukje kaas (dat kan er één uit de abdij van Rochefort
zijn, zo ver is het niet). Vervolgens keer je terug naar de parking van de Ninglinspo
en je maakt de wandeling tot aan het uitzichtpunt van de Roches Crahay. Ga op
een rots zitten, spring niet, maar drink van je wijn, proef van de kaas,
geniet van het uitzicht, de roofvogels en
de stilte. En van een goed boek. Een Rots op een rots. Rots op
zijn rots.
Lezerswedstrijd
Ongetwijfeld kreeg je zin om de streek van Rots te verkennen en de rots
van Rots te zoeken.
Wie me een foto bezorgt van een lezer met Rots op de Rots
van Crahay (het naambordje staat op de foto) wint een boek. Rots, IJs, Zand,
De oversteek, Ketters van de Kemmelberg: mij om het even.
Alleen de eerste inzender gaat lopen met het gesigneerde boek, maar alle inzendingen krijgen een mooi plaatsje op mijn weblogs en mijn socials.
De wedstrijd loopt vanaf vandaag tot het einde van mijn tijden.
(stuur naar koenbib@gmail.com)
Rots is altijd en overal te koop, zowel in gedrukte versie als als e-boek (koop het hier).
Stuur me een mail voor een gesigneerd exemplaar.
https://www.youtube.com/watch?v=S_xH7noaqTA