Pagina's

zaterdag 6 februari 2016

Hij heeft gezegd

Van 1 tot 14 februari verblijf ik als 'writer in residence' in het Lijsternest, het woonhuis van Stijn Streuvels in Ingooigem.
Ik wil er veel schrijven en sleutelen aan teksten. Ik zal er ook hier wel iets over schrijven. Want een klein beetje Streuvels zijn, het doet wat met een mens.

Zaterdag 6 februari

Als dit zo doorgaat, word ik toch nog een Streuvelskenner. Je kan niet blijven schrijven aan dat raam, dus sta ik nu en dan eens op en kuier door het huis, laat mijn ogen over de boekenruggen glijden, bekijk de vele prullaria, de schilderijen van Albert Saverys en Valerius De Saedeleer, de foto's van Streuvels, het meubilair van De Coene. Er is een tablet met een digitale rondleiding, maar die bekeek ik nog niet. Eerst wil ik het zelf ontdekken. Streuvels achterna, want ook hij 'en kostert in geen kapelletje, voelt tegenover niemand enige verplichting, en brengt zijn werk ter markt wanneer hij 't goedvindt'.
Ik snuister in de vele Streuvelsiana die het huis biedt. Ik bestudeer het met de jaren groeiende grondplan en word, met Streuvels, 98 jaar. In boeken, tijdschriften en biografieën maak ik kennis met de man van dit huis. Ik beleef zijn euforie en levensvreugde als hij in zijn Lijsternest komt wonen en ik voel de gelatenheid en de berusting van de erg oude man in het droomhuis van weleer. 

Toen hij pas in zijn Lijsternest woonde...
'Ik wandelde er door de kamers boven en onder als op een ontdekkingstocht; ik hoorde er vreemde geruchten en kreeg er voor 't eerst het onbekende de gevoel dat het alles en voor altijd van mij was - iets dat ik zelf uit het niet had opgewekt en verwezenlijkt - de aanvang van een nieuw bestaan - de eerste, blanke bladzijde van een onbeschreven boek. Van uit deze uitkijkpost zou ik nu het wisselende spel der seizoenen kunnen nagaan en er de mensen die er in leefden aan 't werk zien'.
In zijn huis op de heuvel kon de schrijver ongestoord zijn weg gaan, ontslagen van alle drukkende controle en lastige bemoeienis, 'leven en heersen als een koning in zijn rijk'.
Toen hij ouder werd...
'Vandaar liep het gesprek op het moeilijke van de toestand voor artiesten die aan de middelbare leeftijd gekomen, zich te oud voelen om met de moderne strekking mede te gaan, - die niet geloven aan de nieuwe leer, en 't vertrouwen in de hunne verloren hebben, - dezulken vegeteren, geraken uit de circulatie'.
Hij dacht met nostalgie terug aan de heroïeke jeugdjaren: 'We zijn geen knoeiers geweest ... we hebben deugdelijke waar op de markt gebracht'.

Hier en daar bots ik op een citaat dat mee het beeld van de norse en onvriendelijke oude man hielp verbreiden. Dit had hij bijvoorbeeld beter niet gezegd: 'Het toeval heeft gewild dat ik 't grootste deel van mijn bestaan heb doorgebracht op het banaalste dorp dat men uitdenken kan.' En dat hij ernaar verlangde om zo snel mogelijk de maanden van verliefdheid achter de rug te hebben en weer als gewone man aan het burgerleven te kunnen deelnemen, was niet bepaald Alida-vriendelijk. Zijn collega-literatoren, met wie hij nochtans vrij goede vriendschapsbanden had, kregen er ook eens van langs: 'Ik heb zopas een paar boeken gelezen, La Peste van Camus en Christus wordt opnieuw gekruisigd van die Griek. Hewel ik doe daarbij de overtuiging op dat heel ons zootje Vlaamse literatuur bestaat uit pretentieuze dilettanten. Wat hebben wij aan te bieden in de vreemde dat zij niet honderdkeer beter hebben?' Voilà, zeg dat Streuvels het gezegd heeft.

Ik geef vaak auteurslezingen in scholen en bibliotheken en tijdens de vragenronde komt altijd de vraag: 'Hoe lang duurt het om een boek te schrijven?' Ik weet dat de vraag komt en ik knoop er een vrij uitvoerig antwoord aan vast, dat het jonge publiek laat kennismaken met de werkmethode van een schrijver. Altijd een succesmoment in de lezing, zowel bij leerlingen als leerkrachten. Inleidend verras ik hen eerst met twee antwoorden. 'Het eerste antwoord op je vraag is: vijf jaar. Het tweede antwoord op je vraag is: twee maanden'. En dan leg ik die contradictie breedsprakerig uit.    
Dit zal ik hier niet doen, maar ik laat een laatste keer Streuvels aan het woord. Ik botste zonet op een citaat, dat kan dienen als antwoord op de vraag van leerlingen tijdens een auteurslezing anno 2016: 'Als ik me neerzet aan mijn schrijftafel, is het grootste deel van mijn werk al volbracht. Gedurende vier, vijf, zes jaar soms, is heel 't plan samengevoegd, veranderd, bewerkt geworden. Wanneer het dan beslissend af is, werp ik het neer op papier. Het is overdacht, gerijpt, de geestelijke arbeid voleindigd; er blijft maar de stoffelijke opbouw over. Dat duurt niet lang. Ik schrijf heel snel: mijn handschrift is meestal bloot van doorhalingen. De 'zin' heb ik geschapen tegelijkertijd met de persoon en hij vloeit uit de pen genoegzaam bewrocht.'