Pagina's

zondag 17 oktober 2021

Open eindes

Vorige dinsdag werd ik tijdens een lezing in de bibliotheek van Zedelgem nog maar eens met de neus op de feiten gedrukt. Veel lezers houden niet van een verhaal met een open einde. 

Het meisje van 15 op de eerste rij had erg genoten van De Oversteek, maar was duidelijk helemaal in de war omdat op het einde van het boek niet duidelijk was of Aloïs zijn liefje, dat hij door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog noodgedwongen tijdelijk de rug had toegekeerd, zou terugvinden in New Jersey. En of ze zouden trouwen, vele kindjes zouden krijgen en nog lang en gelukkig zouden leven. Toen ze me vroeg hoe het verder liep en ik vertelde dat ik dat eigenlijk ook niet wist, zag ik groeiende ontgoocheling op haar gezicht. Ze hoopte dat de auteur haar vandaag eindelijk hoogstpersoonlijk uit haar lijden zou verlossen. Niet dus.
‘Vind je dat ik een vervolg moet schrijven?’ vroeg ik empathisch. Ze keek me nogal dreigend aan. ‘Ge móet een vervolg schrijven!’ Ik keek haar wat verbouwereerd aan. ‘ Ik zal erover nadenken,’ mompelde ik een beetje ontdaan. Ze bleef me indringend aankijken toen ze het lokaal verliet.

Het was niet de eerste keer dat mij door lezers werd duidelijk gemaakt dat die open eindes in mijn boeken zo lastig zijn. Vooral jonge lezers willen duidelijkheid. Ze nemen geen genoegen met mijn mooie verhaaltje dat ik tijdens lezingen opdis. Dat voor mij het verhaal altijd af is en dat de lezers zelf het vervolg mogen verzinnen. ‘Dat is fijn toch? Kunnen jullie allemaal zelf een deel van het verhaal schrijven.’
Ze vinden het niét fijn. Ze willen weten of Aloïs en Lore zullen trouwen (De Oversteek), wie met Jens op reis zal gaan naar Marokko (Gek van een eiland), hoe het verder liep met Silke en haar depressieve moeder (Een hoofd vol rommel) en of Walram en Jenne zullen trouwen (bis) (Ketters van de Kemmelberg).
De kans dat ik met de wensen van mijn lezers zal rekening houden, is klein. Ik doe het overigens al op een heel bijzondere manier: wie meer dan één boek van mij leest, komt personages uit een ander boek vaak opnieuw tegen – in een andere situatie en met een stevige knipoog. De vraag wie met Jens uit Valsspeler meereist naar Marokko, wordt in Gek van een eiland eenduidig beantwoord. Maar het is niet genoeg.

Natuurlijk moet je je lezers serieus nemen en hebben zij altijd gelijk, maar zelf hou ik niet van open eindes – niet als lezer, niet als schrijver. Het is heerlijk om een roman af te sluiten als het verhaal stilaan op zijn plooi is gevallen en er ruimte komt voor vrije interpretatie bij de lezers. Ik wil hen echter niet met twijfels achterlaten. En al zeker niet op een moment waarop ze zouden kunnen denken: hij weet het zelf niet meer, dus zet hij er hier snel een punt achter. Neen: alle verhaallijnen zijn netjes afgerond, een mooi vervolg kondigt zich aan en dat kunnen de lezers zelf schrijven. 

Toen ik mijn roman IJs schreef, had ik een schitterend open einde in gedachten. In de roman schoof ik puzzelstukken uit mijn studententijd en herinneringen aan de jeugdreizen in de Alpen in een origineel misdaadverhaal. Ik liet de lezer achter met een prangende vraag: Sarah (het hoofdpersonage) zal het toch niet nog eens doen (daar op het eiland)? Het leek me een heerlijke leeservaring, maar de vraag naar een vervolg kwam ook van de volwassen lezers. Zand dan maar en een vervolg op Schiermonnikoog dat me bloed, zweet en tranen heeft gekost, want het was niet de bedoeling. De verhaallijnen uit IJs bepaalden die uit Zand en ik heb wel eens gevloekt op de keuzes in IJs die het vervolg in Zand moeilijk maakten. Ik liet Sarah en Mats achter in Oostende, met het zicht op een onzekere toekomst in de badstad. Veel te onzeker, zeiden de lezers. Het was weer niet genoeg en dus schreef ik Rots, een nieuw hoogtepunt in het leven van de protagonisten en een nieuwe kans om een iconische vakantiestreek uit mijn kindertijd in herinnering te brengen.
Het was heerlijk om een derde keer de duistere verhaallijnen in elkaar te laten vloeien. Heerlijk en welletjes, want in Rots is er geen proloog meer, maar een epiloog. En een heel duidelijk einde: affer kan een verhaal niet zijn. Denk ik.

Na Rots schrijf ik, twintig jaar na datum, misschien wel een vervolg op De Oversteek. En dan stuur ik het eerste exemplaar op naar dat meisje uit Zedelgem met haar smekende ogen.

https://www.youtube.com/watch?v=b6zj43sA7GE

(c) Nadine Van Den Langenbergh