Pagina's

maandag 10 februari 2014

Hoera, ik heb een tentoonstelling!

Ik raak er stilaan aan gewend, aan de grapjes die me dezer dagen te beurt vallen. Vrijdag (jaja, op Valentijntjesdag, maar dié grapjes onderga ik elk jaar!) word ik vijftig jaar. Een halve eeuw oud. 
Vorig jaar schreef ik in het kader van de herdenking van vijftig jaar culturele raad Wevelgem een feestrede. Nakende de vijftig, noemde ik die tekst. Nu is het wel erg nakend. Ben ik zelf wel erg nakend.

De grapjes en de steekjes gaan normaliter zo aan mij voorbij. 50 jaar is 1 jaar meer dan 49 jaar. Ik vond het leuk een heel jaar lang een fortyniner te zijn: ik voelde me een jutezak uit mijn pubertijd (puberteit leest veel te klinisch). Ik voelde me vorige zomer even goed tussen de twintigers en Tom Barman op het Cactusfestival als tussen de vijftigers en Toots Thielemans op Jazz Middelheim. En het was leuk nu en dan weer eens te ervaren dat die pubertijd nog niet uit mijn leven verdwenen is. ‘Waarom schrijf je eigenlijk voor jongeren’, vragen lezers zich steevast af. ‘Het is de boeiendste periode uit je leven’, zeg ik dan. Wat ik daarmee bedoel , kun je horen tijdens een omstandige toelichting die je kan krijgen met subsidie van het Vlaams Fonds voor de Letteren. 
Marc de Bel voelt zich al zijn hele leven elf jaar, ik ben drie jaar ouder dan hem. Al zijn we allebei even gek van Jimi Hendrix. Echt wel oude tieners dus.

Nu ik die jutezak moet wegwerpen, hoef ik mij toch niet ineens een oude zak te voelen? Uiteraard niet. Maar de omstandigheden zitten me absoluut niet mee. Was het nu echt nodig om één week voor ik mijn verjaardag vier mijn geliefkoosde werkplek die de bibliotheek nu toch al meer dan 25 jaar is onder te brengen in een rusthuis? In rusthuis Ter Mote nog wel! Je bent van Wevelgem als je ooit hebt gespot met de oude mensen van Ter Mote. Hij of zij die stijf en strak uit zijn bed kwam, was van Ter Mote. Hij of zij die nauwelijks nog op de fiets kon, was van Ter Mote. Hij of zij die een leesbril nodig had, was van Ter Mote. Hij of zij die in de bibliotheek werkt, is van Ter Mote. We hadden ons imago al niet mee. En nu dit.
Het moge een troost zijn: ooit is iedereen van Ter Mote. Elckerlijc is van Ter Mote.

Hoe we ook ons best hebben gedaan om er iets moois van te maken: voortaan werk ik in Ter Mote. Maar ik zal de naam dragen als een geuzennaam, want onze noodbib is lang geen bib in nood (dixit onze jonge schepen van jeugd). Op het hoofd van Guido Gezelle staat een walkman, in de bib is er free wifi, staan er meer dan 30 pc’s, is er een zelfuitleenbalie en een betaalautomaat, kan je games en straks e-books ontlenen. En ook gedrukte boeken, zelfs met grote letter (oeps, die moeten we misschien maar tijdelijk wat verstoppen).

Binnen twee jaar zal ik zegevieren. Van mijn nu honende leeftijdsgenoten ben ik de enige die Ter Mote zal overleven. Twee, maximaal drie jaar blijf ik er. En dan doe ik wat je normaliter niet kan als je van Wevelgem bent: naar Ter Mote gaan en er ook van terugkeren. Dat is pas Messiaans! Samen met de bib zal ik herrijzen uit mijn as. Bibliotheek Wevelgem kijkt met ambitie naar de toekomst. En ik kijk met haar mee.

Al draag ik ondertussen ook zorg voor het verleden. Het was een tijdrovende bezigheid om de hele bibliotheek in enkele weken tijd veilig, in kartonnen verhuisdozen, over te brengen naar haar tijdelijk onderkomen. Hoe ouder het boek dat je vast neemt, hoe meer tijd erin kruipt. Oude laden en schuiven en zelden betreden ruimtes werden geopend en de neiging om iets in de prullenbak te kieperen om het verhuizen wat te laten opschieten, was bijwijlen groot. Het angstzweet brak me meer dan eens uit. Niet doen, dacht ik dan. Opbergen in doos 1853 en terug zijn plaatsje geven op verdieping 3 (kamer 318) om het binnen twee jaar veilig weer over te brengen naar de bibliotheek van de toekomst die zo goed voor het verleden wil zorgen.
Erfgoed. Je bent van Wevelgem als je goed voor het verleden zorgt. Ik pijnigde mijn hersenen over wat ik met die kartonnen vellen met unieke foto’s en ongeziene plattegronden moest doen. Ze pasten in geen enkele doos, in geen enkele map. In de verhuiswagen zouden ze worden gekreukt en verpletterd. Ik zou er niet bij zijn als de verhuismannen die oude rommel zouden overbrengen. Misschien zouden de pancartes wel verdwijnen in het grof huisvuil.
Ik liet er mijn slaap voor. Als ik er nu niet voor zorg, zijn we ze voor altijd kwijt. Al zal geen haan er ooit naar kraaien. Maar de kraaien zullen het zeggen. Als je de titel van deze blogpost leest, weet je welk besluit ik nam.

Vijftig jaar dus en rijp voor het rusthuis…!
Neen hoor, maak je geen zorgen. Die verjaardag vier ik in stijl. Samen met mijn Woodstockvriend die ook vijftig wordt, organiseer ik deze zomer een festival. Een Fiftyval, om meteen het juiste begrip te introduceren. In zijn tuin komen een podium, een bar, lichtspots, geluidsversterking, een wc-hokje. En muziek. Geen fanfares of koren voor ons, maar the real stuff. Les Tripes om in stijl te openen, Potaerde om onze olijke jeugdjaren in herinnering te brengen (en de aanwezigen toch een keer de kans te geven om een nostalgische traan weg te pinken), het Tsjechisch Mannenkoor om onze jeugdige dommigheden nog eens te etaleren en tot slot Morphine Murphy. Ik ben het niet zeker, maar ik denk dat deze groep optrad op het legendarische Woodstock-festival. Al kan ik er ook een jaar of veertig naast zitten.

See you in my fifties. Of in Ter Mote.

http://www.youtube.com/watch?v=YRcQs7Qbgic

Lees ook Nakende de vijftig (januari 2012).
Lees ook: Het was weer vuil op de weide (augustus 2011)