Pagina's

donderdag 29 maart 2012

Daar zijn de voorjaarsmannen!

Een lome zaterdagmorgen in de bibliotheek. Volop zon, maar haar warmte is nog pril en fris. Toch is er weinig volk tussen de rekken, het eerste zomergevoel houdt mensen buiten. Maar de lente doet haar intrede en dit onder de vorm van de eerste voorjaarsmannen: jonge vaders en stoere veertigers die hun doordeweekse werkplunje of strakke bediendepak vervangen door een ergerlijk korte broek van zodra ze ook maar één straaltje zon ontwaren. Met een afgesneden jeansbroek uit Easy Rider, een wijde short uit de familie Flodder (denk ik dan) of een rennersbroek uit de Decathlon verwelkomen ze op hun eigen manier een nieuwe lente.

Elke haalt me uit mijn opkomende ergernis.
- ‘Hoi, lang geleden hé!’
Ik ben blij haar te zien. Het is inderdaad een tijd geleden, ze heeft het druk en naar haar zin op haar nieuwe werk en de drang naar een sollicitatiegids of een goede roman is niet groot dan. 
- ‘Ha, hallo….’
Ik weet even niet wat zeggen en dan kom je automatisch tot…
- ‘Mooi weer hé!’
Ze lacht en voelt de onhandigheid om een babbel te beginnen ook aan. We staan elkaar even sprakeloos aan te staren. God, wat was het makkelijk als ze geen werk had! Toen ze kon vertellen over haar zoektocht naar een job en ik haar moed en tips gaf. We raakten maar niet  uitgepraat toen.
- ‘Ja, mooi weer…’ mompelt ze. 
Ze vindt als eerste haar speelsheid terug.
- ‘Misschien moet je me maar eens uitnodigen voor een barbecue bij je thuis?’
Neen! Heel even stort mijn wereld in.
Tu quoque, mi filia! In één snelle zinsnede brengt ze me in het gezelschap van de voorjaarsmannen. De mannen in korte broek die allemaal gek zijn van de barbecue. 

Het is onvermijdelijk: de komende weken zal ik hen niet kunnen ontwijken. Ik zal er overal mee geconfronteerd worden. Niet alleen in de bibliotheek, maar ook in winkels, op café, aan de schoolpoorten, in stations en banken, in het cultuurcentrum. Een collega bij een andere dienst klaagde dat ze nu ook al opduiken tijdens de diensturen, zelfs als ze die dag moeten aanschuiven voor een (min of meer) belangrijke vergadering. Geen gêne, geen beroepsernst. Ik pleit voor een dresscode voor mannen op het werk. Ooit werd bij ons een jonge vrouw aangesproken omdat haar decolleté te diep was, maar mannen met korte broeken mogen stilaan ongehinderd de werkvloer terroriseren.
Als de temperatuur niet te hoog is (ik stel een minimumtemperatuur van 32 graden voorop), er geen sportieve ambitie schuilgaat (wie jogt, loopt of fietst mag dat in korte broek doen - tijdens het sporten uiteraard) of als je niet in een staat van jaarlijks verlof verkeert (dat is een periode van minimum drie weken), is een korte broek not done
Ook en vooral op café. Was ik kroegbaas, dan weigerde ik alcoholische dranken aan mannen in korte broek. Net als de andere (echte) min-zestienjarigen, kregen ze van mij enkel frisdrank of chocolademelk. Of een zak chips. In de bibliotheek kregen ze prompt gratis lidmaatschap, maar dan zouden ze ook geen boeken uit de volwassenenafdeling mogen kiezen. Enkel toegang tot de jeugdafdeling en als ze cd’s of films wensen te ontlenen, dan moeten ze het met K3 en Harry Potter doen (wat ze overigens best fijn zouden vinden, die voorjaarsmannen). Gaan ze naar het cultuurcentrum, dan kregen ze jongerenkorting en als ze met drie zijn, mocht er één gratis binnen. Op de trein mogen ze dan voor mijn part reizen met de Go-pass, maar dan moeten ze indien nodig wel zonder morren hun plaats afstaan als een leeftijdsgenoot met lange broek opstapt.

Ik kan me perfect inbeelden hoe een prille lentezaterdag van een voorjaarsman eruitziet.
Eerst gaan ze met de kids (zo noemen ze hun kinderen, zodat ze die van zichzelf kunnen onderscheiden) naar de bib (klinkt zoveel leuker dan bibliotheek!) en daarna naar de supermarkt (laat niemand hen op het woord suppie brengen!)
Weer thuis gaan ze hun auto wassen. Als je te oud bent geworden om met de autootjes (lees: matchbokskes) te spelen, kun je dit gedeeltelijk compenseren door elke zaterdagmorgen je voertuig een wasbeurt te geven. Met veel schuim en een hogedrukreiniger, het maakt het speelplezier nog veel groter. Op de achtergrond (voorgrond voor de passanten en buurtbewoners) schalt luide muziek uit de homemuziekinstallatie van de auto, bij voorkeur gebracht door kabouters of drie elfen, zodat de kids kunnen meezingen terwijl ze de velgen van de wielen onderzepen.
In de namiddag is het tijd om alles in gereedheid te brengen voor de barbecue (BBQ dus). Met vuur spelen: de ultieme droom van alle kinderen, die evenwel pas werkelijkheid wordt als je 18+ bent. Dat vuurspelen brengt de voorjaarsmannen ook terug bij des mensen oerinstinct: als een oude Belg hompen vlees bakken en roosteren op het open vuur. Alleen het zelf jagen op wilde beesten zit er niet meer in: de worsten op de rooster komen van de suppie en voor de kids zijn er malse kaasworstjes en stukjes hondenvlees (dat vermoed ik toch als ik een voorjaarsman bij de slager naar dat soort worst hoor vragen). Tijdens het roosteren drinken de voorjaarsmannen heel veel bier, niet uit een glas, zelden uit de fles, meestal uit een blikje: cola uit de Leie voor de kids en pils van de Keizer voor de daddies.
Neen, een voorjaarsman ben ik niet. Geef mij op een warme avond maar een Franse kaasschotel met een glas even Franse rode wijn. Geen gedoe met houtskool of kokoscokes. En dankzij mijn lange broek kan ik tot laat in de avond genieten van mijn terras en van mijn boek.

Dat is wat allemaal door mijn hoofd flitst als Elke zichzelf uitnodigt voor een barbecue bij mij thuis. Maar dat zeg ik haar niet.
- ‘Oké, leuk idee! Kom maar af. Maar… mag het ook een kaasschotel zijn?’
Ze kijkt wat vreemd, een glimlach om haar lippen.
- ‘Heel graag! Eigenlijk hou ik niet zo van dat vette en meestal zwartgeblakerde vlees. Kaas is goed, maar dan wil ik er wel een Frans wijntje bij…’
De hemel klaart stilaan helemaal op.
- ‘Natuurlijk, ik heb wel wat wijn in voorraad en voor jou kies ik met de grootste zorg een uitstekende fles…’
- ‘Fijn! Dan laat ik mijn short thuis en trek ik voor jou mijn leukste zomerjurkje aan….’
Ik wist het! Ik wist het!

vrijdag 16 maart 2012

Boemballen


Dag Eva,

We gaan zo’n steentje laten maken en het in het portaal van de kerk plaatsen. 'Vanwege de vrienden van het Kotje'. Je zal er ongetwijfeld erg blij mee zijn. Denk ik toch?
Zo’n steentje maken ze van graniet en dat krijg je erg moeilijk stuk. Het is een beetje onsterfelijk en dat mag ook wel. Een stenen herinnering aan een periode in je leven waarin je echt gelukkig moet geweest zijn. Toen alles zo vreugdevol en zorgeloos begon.
Het Kotje bestaat al heel lang niet meer en het is er ook maar heel kort geweest. Maar God, wat beleefden we een mooie tijd daar in en rond dat vervallen krot op de koer van je vaders koekjesfabriek! Hij vond ons wellicht maar een zootje ongeregeld, maar hij liet ons betijen, want jij was zijn oogappel. Toen je trouwde gaf hij je een huis in geschenkverpakking. Van ons kreeg je een varken in een houten kist.
Het Kotje doofde stilaan uit, er kwamen kinderen. Weet je nog de communiefeesten in de tent in jullie tuin? Amai!
Maar je leven ging niet over rozen en het geluk ontglipte je steeds meer. Letterlijk en figuurlijk, want je kwam steeds minder op plaatsen waar het prettig vertoeven was. De tuin werd stil, het huis duister. Het lukte je niet meer in het licht te komen. Geen mens die het begreep.
Je kwam vaak bij ons langs, soms te vaak, maar altijd welkom. 'Mijn zorgenzusje', zei Elsy, maar je werd een goede vriendin. Zoekend naar wat geluk kon je om kleine domme dingen lachen. Zoals tijdens jullie hilarische zoektocht naar levende duiven voor het verjaardagsfeest. En hoe kon je genieten van de kop koffie die we samen dronken! Met die smakeloze koeken die je meebracht. Ik wou er niet van eten en hoe meer ik dat zei, hoe meer je aandrong. De namiddag voor die nacht stond je nog aan mijn werkkamer en ik beloofde om naar de keuken te komen voor die kop koffie. Maar ik bleef werken en kwam niet, de koffie dronk ik pas toen je al naar huis was. Je liet zo’n smakeloze koek voor me achter. Voor als ik eens tijd had. 
Hij ligt nog steeds onaangeroerd op het aanrecht. 
Misschien zal dit je ook wel blij maken nu. Deze zomer trouwt je Tom. Hoe zag je daar naar uit! Tijdens het feest zal ik even met hem boemballen. Net zoals ik met hem voetbalde toen hij bij ons in de papschool zat. Het is beloofd!
Bye Eva, het ga je goed. We zullen je missen.

http://www.youtube.com/watch?v=m6PLeiFWsBE

dinsdag 13 maart 2012

Writer's blad

Nog drie weken en dan heb ik weer tijd.
Dan is nummer 269 van het tijdschrift kant-en-klaar bij de drukker, is deel 5 van het schrijverslexicon nagelezen en goed voor druk, zijn de lezingen in scholen en bibliotheken achter de rug, is het ook in de bibliotheekschool vakantie, ben ik af van al dat werkverlof en kan ik weer fulltime aan de slag in de bib. Oef!

Het vooruitzicht op zoveel tijd en rust maakt me bang. Kan ik er nog wel mee om? In de bib aankomen en na het lijstje met de need-to-do’s ook dat met de nice-to-do’s aanpakken. En dan thuiskomen en niet in puntjes moeten denken: 1 eten, 2 snel wat boodschappen, 3 werken aan het tijdschrift, 4 les voorbereiden, 5 toespraak uitschrijven, 6 proefdruk corrigeren, 7 wat lezen in het boek voor de leesclub, 8 vroeg genoeg gaan slapen want 9 morgen weer vroeg dag.

Misschien werd ik wel verslaafd aan deadlines…! 
Wat als niemand mij-de-schrijver nog verwacht in een school of een bibliotheek? Als geen drukker nog op mijn sein wacht om zijn drukpersen te starten? Als geen cursist nog op me wacht in een leeg leslokaal? Als ik thuis en in de bib niet voortdurend de feiten achterna hol? Als ik mezelf niet vervloek als ik een hele namiddag in de krant of in een boek blijf lezen? Als ik het zelfs niet erg meer vind als ik naar een rit in de Tirreno-Adriatico of - God beware me - een match in de Jupiler League blijf kijken? Als ik niet de tijd neem om ter ontspanning veertig kilometer te gaan fietsen maar schaamteloos zondig tegen de tijd en maar liefst zestig kilometer op de fiets blijf zitten? Als ik na de tweewekelijkse filmvoorstelling niet het vertrouwde afsluitende biertje, maar ergerlijk overdadig drie à vier biertjes blijf drinken? Wat dan, wat dan?

Elke lacht als ik over mijn onrust praat.
- 'Laat een pagina op je blog wit,' zegt ze droog.
Het klinkt weer zo makkelijk. 
- 'Leest dat niet vreselijk inspiratieloos?' opper ik.' Ik ben schrijver, weet je wel…'
Ze lacht.
- 'Net daarom!'
Ze trekt aan haar sigaret, blaast de rook traag langs haar neus, haar ogen, haar voorhoofd. Nipt even zuinig aan haar wijn en kijkt me afwachtend aan.
Ze was er lange tijd niet, ineens kreeg ook zij het erg druk. Gedaan met werk zoeken. Arbeiten nu, en daar is ze o zo blij om. En ik voor haar. Maar ze moet niet vergeten om me af en toe zo spits te inspireren.
Want natuurlijk heeft ze gelijk. Wat kan ik mij beter toewensen dan een wit blad? Geen takenlijstje, geen opdrachtenblad, geen lesvoorbereiding, geen proefdruk, geen lezingenformulier. Maar een wit blad.
Een writer’s blad. Nog drie weken en ik schrijf het helemaal vol.