Pagina's

zaterdag 27 oktober 2012

De heks van de Kortekeer

Beselare heeft zijn heksen, Kemmel zijn paardje van Malegijs en Dendermonde zijn Ros Beiaard. En Lauwe heeft niets. Hàd niets, want sinds enkele jaren is er de heks van de Kortekeer.

Elke legende valt terug op gebeurtenissen die zich echt voordeden in een stad of dorp. Die worden dan uitvergroot of in een andere context geplaatst. Dat in werkelijkheid niet alles gebeurde zoals het verhaal laat uit schemeren, is duidelijk. Maar toch… er is altijd een grond van waarheid.
Van het Davidsfonds Lauwe kreeg ik in de lente van 2011 een aantal hints en anekdotes waarmee ik een dorpslegende mocht schrijven. Tussen haakjes, ik kreeg ook een aantal thema’s waarover het niet mocht gaan. Over Willem Vermandere bijvoorbeeld, die is een levende legende.
Grote wereldschokkende feiten hebben zich de voorbije eeuwen evenwel niet voorgedaan in Lauwe. De geschiedenis kwam hier voorbij, even geruisloos als het water van de Leie.

Of toch… In 2010 was er iets dat het dorp beroerde. Herinner je je nog de zwerver die bij het begin van de zomer werd overreden door een tractor? Weet jij waar die slapende man in het maïsveld vandaan kwam? Iemand die weet wat die man in Lauwe deed? En, nog straffer, iemand die weet waar hij naartoe trok, want het is een publiek geheim dat hij spoorloos verdween uit het ziekenhuis.
Die anonieme, vreemde zwerver figureert in de legende van de heks van de Kortekeer. De legende brengt ons terug naar de zestiende eeuw, toen Gentenaar Keizer Karel heerste over een rijk waar de zon nooit onderging. 
In het verhaal draait alles rond de bal – hoe kan het anders in een gemeente met twee legendarische voetbalclubs (de Rassing en de Wiet Star) en halve voetbalgoden als Rudy Ducoulombier, Hein Vanhaezebrouck, Bart Maes en Lorenzo Staelens.

In de legende komen we éindelijk ook te weten waarom die van Lauwe en die van Wevelgem het zo vaak met elkaar aan de stok kregen en krijgen. 

Dit droeve voorval dateert van bijna vijfhonderd jaar geleden.
De jonge Gentenaar Keizer Karel heerst over een rijk waar de zon nooit ondergaat en zijn pracht en luister stralen uit over het hele graafschap Vlaanderen. Burgemeesters en edelen zetten hun beste beentje voor zodat hun dorpen en steden er altijd stralend uitzien. Ze hoopten dat de jonge Keizer tijdens zijn zegetochten door de Lage Landen ook hun dorp zou voorbijkomen en dan wilden ze dat op zijn mooist tonen. Overal verschenen fonteinen, praalbomen en huizen met sierlijke gevels en torentjes. Tijdens jaarmarkten en kermissen dongen muzikanten, vuurspuwers, kunstenmakers, toneelspelers en liedjeszangers om beurt naar de gunsten van het publiek.
In het vredige Lauwe in een nietige barak langs de Leie, niet ver van de overzetboot naar de Guldenbergabdij in Wevelgem, ligt visser en voerman Blancke nog slaapdronken op zijn strobed. In de verte slaat de klok van de kerk. Blancke zucht. Het is tijd om naar de rivier te gaan. Het is vrijdag en de burgers in de straten rond de kerk wachten op hun verse vis. Als hij voor zijn voerronde nog tijd wil overhouden voor zijn wekelijkse verkenningsronde langs de oevers van de Leie, mag hij niet langer blijven pitten.
Blancke sluipt door de donkerte van het struikgewas en speurt naar iets van waarde dat de voorbije dagen door de stroming van de rivier op de oever is geworpen. Een stuk hout of wat lompen, het kan zijn schamele inkomen als visser en voerman aanvullen. Woensdag was er felle wind en het onweer sloeg toe, wat zijn kansen op een lucratieve vondst zeker niet vermindert.
Op een boogscheut van de rivier houdt hij in. Wat ligt daar zo mooi te glimmen in de eerste zonnestralen? Blancke stapt er behoedzaam op af. Hij knielt bij het vreemde voorwerp. Het lijkt een zware arduinsteen, rond van vorm. De geheimzinnige bol is groter dan zijn eigen hoofd en door het sierlijke houwwerk strooit het sierlijke lichtstralen uit over de glinstering van het Leiewater. Blancke buigt door zijn knieën en zet zich schrap. Hij wil de steen optillen, maar valt achterover als hij hem in zijn handen neemt. De steen is vederlicht, net alsof hij met lucht is gevuld. Deze steen is veel te rond en te licht voor mensenhanden, dit is een hemelse bol. Blancke wil zo snel mogelijk van het godending af. Hij loert naar de overkant van de rivier. Het is nog stil rond de Guldenbergabdij. Maar het kan niet anders of de bol hoort de cisterciënzerinnen toe.
Hij legt de bol vlakbij de rivier op een bergje aarde en gaat tien passen achteruit…
- ‘Wacht, ellendeling!’
Blancke verstijft en kijkt achterom. Mallo, de heks van de Kortekeer, kijkt hem grijnzend aan. 
- ‘Waag het niet de bal naar de overkant te trappen. Hij hoort de nonnen van Wevelgem niet toe. Jij hebt de bol gevonden en je moet hem de rest van je leven bijhouden’.
Blancke luistert niet naar de heks. Hij neemt zijn aanloop en trapt de bol zo hard hij kan naar de overkant. Hij hoort een doffe bons tegen de poort van de abdij. Nu vlug ervandoor voor zuster-portier openmaakt.
Achter hem krijst Mallo.
- ‘Je weet niet wat je doet, Blancke. Je hebt de bol gevonden en je raakt er nooit meer vanaf.’
- ‘Allemaal praatjes, Mallo’, roept Blancke. Maar hij voelt hoe de angst zich in zijn lichaam nestelt. Niemand in Lauwe weet wat hij met gekke Mallo moet aanvangen. Als ze je eenmaal heeft uitgekozen, laat ze je nooit meer los, zeggen ze.
Als Blancke de volgende morgen weer gaat piepen op zijn plaatsje bij de rivier, krijgt hij met toegesnoerde keel de flikkerende bol weer in de gaten.
Hij loopt er op af en net als hij de bol met een wereldtrap de rivier wil over knallen, hoort hij weer de snerpende stem van de heks.
- ‘Doe het niet, Blancke! De bol is van jou nu. Waag het niet hem de rivier over te trappen…’
- ‘Laat me, smerige heks’, roept hij trillend terug. De angst giert door zijn lichaam als hij de bol met al zijn overblijvende macht over de rivier trapt.
- ‘Hier zal je voor gestraft worden, ellendeling. Hoe meer je de bol van je wegtrapt, hoe groter de duivelse wraak zal zijn. Hou de bol bij je tot hij vanzelf verdwijnt.’
En zo geschiedde het wel acht nachten op rij. Elke morgen gaat Blancke naar de Leie en elke morgen ligt de bol precies op dezelfde plaats op hem te wachten en elke morgen scheldt de heks hem de huid vol als hij de bal naar de overkant kegelt. Niet één keer ziet hij aan de overkant een non die de bol komt ophalen.
Maar op de negende dag, als hij de bal weer tussen het gras op dezelfde plaats ziet liggen, wacht Blancke vruchteloos op het gekrijs van de heks. Hij wacht even om te trappen en kijkt om zich heen. Geen heks te bespeuren.
Blancke neemt de bol op, loopt er mee naar zijn barak en legt hem in de laadbak van zijn voerwagen. Hij verstopt de bol onder een hoop lompen en rijdt naar de burgemeester.
Nadat Blancke hem omstandig over de mysterieuze bol en de woorden van de heks heeft verteld, neemt de burgemeester een wijze beslissing. Op de eerstvolgende jaarmarkt zal de bol bovenop de kerktoren worden gelegd en al wie wil, mag meedingen om hem vanaf de grond met de kruisboog neer te halen. Wie hem naar beneden schiet, mag de glinsterende bol houden.
Zo gezegd zo gedaan. De avond voor de jaarmarkt, midden de zomer, als de marskramers en stuntenmakers van heinde en ver de staten van Lauwe vullen, ligt de bol al te flikkeren op de kerktoren. Drie onbevreesde schutters hebben zich bij de burgemeester aangemeld voor de prijsschieting: een dronkaard uit het zuiden van het dorp, een burger die naast de kerk woont en een paapse herenboer uit Wevelgem. Alle drie zijn ze er vast van overtuigd de kostbare bol mee naar huis te nemen en ze zijn niet bevreesd als ze horen over de dreigementen van de heks.
Maar die avond, als Blancke zijn wagen vult met spullen die hij op de jaarmarkt wil verkopen, staat Mallo plots voor hem. Haar gele tanden vallen haast uit haar mond en haar neus lijkt krommer dan de boog van de poort van de Guldenbergabdij. 
- ‘Je hebt niet naar mij geluisterd’, sist de heks. ‘Ik zei dat je zelf voor de bol moest zorgen. Je hebt je lot in eigen handen genomen en zal hiervoor gestraft worden.’
Blancke wordt er draaierig van en plots begint alles om hem heen te duizelen. In een flits weet hij dat hij de heks heeft uitgedaagd en dat zij hem hiervoor vreselijk zal straffen.
Die nacht als de duisternis over het dorp is gevallen, klimt Blancke met knikkende knieën naar de torenspits. Alleen als hij de bol terugsteelt en hem voor altijd bij zich verborgen houdt, kan hij de duivelse toorn misschien nog ontlopen. 
Zonder dat iemand in het slapende dorp hem opmerkt, gaat Blancke ervandoor. Hij kan niet meer terug naar zijn barak bij de Leie, want daar zullen de woedende dorpelingen ‘s morgens de gestolen bol komen zoeken. Hij vlucht door de stille straten en over het rijpe maïsveld, de bal krampachtig onder zijn armen verborgen. Maar middenin het veld botst hij op de heks Mallo, die hem bruusk tot stilstand brengt.
- ‘Het is te laat, Blancke. Acht keer heb je mijn vermaan genegeerd en dan heb je de bol laffelijk weggeschonken. Niets kan je fout nog goedmaken. Hier in het maïsveld zullen jij en je bol verdwijnen. Voor eeuwen zal je hier naamloos rusten en pas als de duivelse toorn van je afvalt, zul je weer het levenslicht zien en als een verdwaalde geest door het dorp dwalen. Vaart wel, Blancke!’
De gele tanden en de scheve neus zijn het laatste wat de arme Blancke in zijn aardse leven ziet.
En zo komt het dat over het dorp Lauwe een eeuwenlange burenruzie is neergestreken. De volgende dag bij het ontwaken gaven de drie groepen rond de deelnemers aan de wedstrijd elkaar de schuld van de gestolen bol. ’s Avonds tijdens de jaarmarkt rolden woestelingen uit de drie bendes in het licht van de vuurspuwers vechtend over de straat terwijl de heks Mallo hen vanaf de kerktoren grijnzend in de gaten hield. 
Tussen die van de statie en die van de platse en tussen die van Wevelgem en die van Lauwe is het nooit meer goed gekomen.

http://www.youtube.com/watch?v=BW3gKKiTvjs


zaterdag 20 oktober 2012

De bib beu

Vandaag begint de Bibliotheekweek met in elke bibliotheek een verwendag. De gekste dingen gebeuren dan in je plaatselijke bibliotheek.
Enkele jaren geleden nam ik samen met Marc De Bel en Brigitte Minne deel aan een schrijfproject in een Oost-Vlaamse bibliotheek. We schreven samen met de leerlingen het begin van een bibliotheekverhaal en toen we weer weg waren, was het aan de leerlingen om de knoop te ontwarren.
Dit was mijn begin voor de leerlingen van de tweede graad...
Oh ja, je dacht toch niet dat ík de bib beu was? Niet hoor, lang leve de bib!

Met een grote zwaai zwiert Robrecht zijn fiets tegen de muur. Net op het moment waarop de klok van de kerk negen uur slaat.
Gerda van de bib staat hem bij de deur op te wachten.
‘Dag Robrecht,’ zegt ze vriendelijk.
Hij schrik. Kent ze dan echt van alle mensen die naar de bib komen hun naam? Of hebben ze in de bib een geheime computer waarin van alle bezoekers een foto te vinden is? Zou best wel kunnen, tegenwoordig kun je alles vinden op computers!
‘Je bent er vroeg bij. Of kon je niet langer wachten om je door ons te laten verwennen?’
Robrecht begrijpt er niets van.
‘Euh, ja…’ prevelt hij. ‘Ik kom eigenlijk gewoon internetten. Als ik niet vroeg genoeg kom, is er geen pc meer vrij…’
‘Zozo…’ fluistert Gerda geheimzinnig. ‘Dat zou vandaag dan wel eens kunnen tegenvallen hoor, jongen… Het is verwendag hé! Ik denk niet dat je straks nog veel zin zal hebben om te surfen. Je zal wel iets anders om handen hebben…’
Verwendag… Hij had er iets van gelezen in de gemeentekrant en er was een affiche in de refter op school. ‘Verdwaal in de bib en beleef een superspannend avontuur’, stond er. Maar hij had er verder geen aandacht aan besteed.
In een flits denkt hij aan Ellen. Wat was die gisteren kwaad op hem geweest! Alleen maar omdat hij geen berichtje had gestuurd wanneer hij aan het zwembad zou staan. Tja, een vriendinnetje hebben kan wel eens lastig zijn. Misschien moet hij haar deze namiddag eens verwennen. Of hij kan haar vragen om naar de bib te komen, hoeft hij dan zelf niets voor haar te bedenken!
‘Roembaderum!’
Robrechts hart staat stil. Een tovenaar die zo uit een Harry Potter-film is geplukt, staat vlak voor hem. Hij kijkt hem recht in de ogen zonder verder iets te zeggen.
Dan verschijnt zijn hand vanachter zijn rug. Hij reikt Robrecht een glas met een dampend drankje aan.
‘Dank je…’ zegt Robrecht.
De tovenaar kijkt van hem weg en zijn vurige ogen gaan op zoek naar een andere bezoeker.
Verbouwereerd loert Robrecht de bib binnen. Nog zo vroeg en al zo veel volk! Rond de balie staan wel tien mensen bij een tafel met koffie, fruitsap en croissants. Had hij dat geweten! Thuis had hij heel snel een snee brood uit de zak van gisteren genomen. Hard en vreselijk van smaak.
Vanachter de balie klinkt muziek en hij hoort gelach en gejuich weerklinken vanaf het balkon.
Naast hem staan Ann en Hans van de bibliotheek. Ze kijken tevreden om zich heen. De verwendag verloopt blijkbaar naar wens!
Opeens is er luid gestommel in de jeugdbibliotheek. Mannen roepen, vrouwen gillen, kinderen schreeuwen.
‘Nee, wij willen en zullen hier niet langer blijven’, klinkt een norse stem.
Robrecht loopt Ann en Hans achterna in de richting van het tumult.
Met een schok blijven ze staan.
Op het hoogste rek staat een boek. Blinker en de bakfietsbioscoopEn… het praat!
‘De boeken hebben mij vannacht gevraagd om jullie in naam van alle bibboeken mee te delen dat wij de bib beu zijn! We zijn het beu om elke dag opnieuw door tientallen handen te worden vastgenomen. En daarna altijd weer op de verkeerde plaats te worden teruggeplaatst. Gisteren nog plaatste iemand mij bij de boeken over gifslangen! We zijn het ook beu om meegenomen te worden door slordige lezers die ons vervoeren tussen de snelbinders van hun fiets en ons laten rondslingeren op de gekste plaatsen van de vreemdste huizen…’
Blinker en de bakfietsbioscoop zwijgt even.
‘Vorige week las een jongen Kobe en de salamimannen op het toilet! En een meisje las Sjakie en de chocoladefabriek terwijl ze in bad zat! Sammie Stokvis kwam terug in de bib vol kreuken en ezelsoren en op bladzijde 45 van Het dolfijnenkind heeft iemand in rode letters ‘ZOT’ geschreven. Schande!’
Hier en daar beginnen boeken in de rekken te trillen. Ze mompelen allerlei klachten. De mensen in de bib zijn doodstil. Niemand begrijpt wat er gebeurt.
‘Mijn rug is gekreukt omdat een engerd mij ’s avonds onder zijn nachtkussen legt,’ roept De Grote Vriendelijke Reus. Robrecht had het boek nog nooit kwaad gezien.
Het regent boekenklachten. Tot Blinker en de bakfietsbioscoop in zijn bladzijden klapt.
‘Wij boeken zijn de bib beu’, roept  het dikke boek luid.
Robrecht luistert zijn oren uit. Plots leunt Ann, de bibliothecaresse, op zijn schouder.
‘Sorry, zegt ze, ‘dit wordt me even teveel…’
Van overal klinkt nu geroep uit de rekken.
‘Wij boeken zijn de bib beu! Wij boeken zijn de bib beu!’
Sommige mensen vluchten de bib uit. Nee, op de verwendag gebeurt van alles in de bib, maar dit gaat te ver. 
Robrecht zoekt de tovenaar. Hij schrikt. Die heeft zijn pak uitgetrokken en stopt het haastig in zijn verkleedkoffer. Hij ziet lijkbleek.
Nee, dit is geen bibactiviteit! Dit is bittere ernst! De boeken zijn de bib echt beu!
Ook Ann van de bib is nu helemaal over haar toeren.
‘Hans, wat moeten we doen? Moeten we de politie bellen? De agenten moeten de boeken oppakken! Voor ze er vandoor kunnen gaan..’
Hans lacht.
‘Ann toch, maak je geen zorgen. Dit is toch ongelooflijk grappig? Nog spannender dan het spannendste boek uit de bib! Kijk, moet je de Harry Potters zien tekeer gaan! Haha!!!’
Maar Robrecht vindt dit helemaal niet grappig. Het is tijd voor actie! Dit is het moment waarop ze met de Geheime Klusclub al zolang wachten. Een echt mysterie oplossen! Want de boeken moeten koste wat het kost in de bibliotheek blijven! 
Robrecht  neemt zijn gsm en tikt het afgesproken nummer…

Wat een liedje deze keer... Ik heb er nog op gedanst...
http://www.youtube.com/watch?v=ovwXM_Qg52g


dinsdag 16 oktober 2012

Zum quotzen

Zum quotzen… Het was de tweet van Felix De Clerck na de boze boodschap dat vader Stefaan in de luren was gelegd door het triumviraat van Vincent, Philippe en Rudolf. Hoe quleinmenselijqu waren die geweest, hoe on-democratisch!
Of het ondemocratisch is? Weet iqu niet eens zo zequer. Drie partijen vormen samen een democratische meerderheid en vertegenwoordigen meer dan de helft van de Quortrijquse bevolquing. So what? Maar iqu begrijp Felix: hij is ooqu een zoon en iqu heb ooqu een vader.
Maar voor wie eraan twijfelt: iqu vind het net zo jammer als hijzelf. Intriest eigenlijqu.

Bijna net zo triestig als de tranen van Parick Janssens. Voor mij is dit het beeld van 2012. Patrick in tranen op de schouder van Gène Bervoets. Hoe meer hij huilde, hoe groter mijn respect werd. Omdat ik vermoed dat ik weet waarom Patrick weende. Nee, zeker niet omdat hij zelf verloor en omdat hij geen burgemeester meer mocht zijn. Dat mooie maandloon niet meer zou opstrijken. Het schoon verdiep moest verlaten. Maar omdat hij zijn Antwerpen en alle Antwerpenaren in handen moest geven van iemand die hij niet vertrouwde. Patrick heeft zorgen en het zijn niet de zijne, maar die van zijn geliefde stad, van zijn geliefde inwoners.

Van ons allemaal. Daar kwam hij het podium op, die nieuwe schoonverdieper. Het eerste wat hij zei was ‘Beste vrienden’ – wat had ik spijt dat ik niet net even had gezapt. En dan vloog hij uit tegen Elio Di Rupo. Dat hij snel België in twee moest verdelen. In de zaal klapte zijn deel van de Antwerpenaren in de handen, ik zou op mijn vingers gefloten hebben  - als ik dat zou kunnen en als ik in die zaal was geweest. Het eerste wil ik nog leren, het tweede overkomt me nooit. Dan is hij nog niet eens burgemeester en hij laat zijn inwoners al in de steek. Kiezersverraad. Wat kan hem A schelen?  Hij zegt A, maar denkt B. De B van Bye Bye Belgium. Maar dat heeft zijn deel van de Antwerpenaren niet door. Is er eigenlijk wel iemand van zijn deel van de Antwerpenaren die weet wat Die Man in Antwerpen gaat doen? Weet hij het zelf wel?
Voor hij tot zijn menigte sprak, was het masker al gevallen. Nooit iemand zo onbeschoft zijn DJ weten uitkafferen. Zet die plaat af, idioot. Geen vraag, een bevel. Befehl. En het staat vol symboliek. Die Man houdt niet van muziek. Niet van dans. Niet van  theater. Niet van poëzie. Niet van film. Het klinkt erg goedkoop, maar ik vrees dat hij echt alleen van vendelzwaaien houdt. En van De Strangers. Nog even wachten en daar staat Gène Bervoets te huilen op de schouder van Patrick Janssens. En hij niet alleen.
En in het late journaal. Net terug van het voorzittersdebat op Eén geeft hij al zijn collega’s een ferme natrap. Die Man is echt tegen alles en iedereen. Ik krijg het zo koud al ik hem bezig zie, bezig hoor. Hij is zo tégen!

Een vriendin die jonger is dan ik en van wie ik niet zeker was op welke plaats ze haar politieke hart droeg, zei dat ze bang is van Die Man. Dat hij haar aan Hitler doet denken. Zo raken we nooit over het trauma van die vreselijke oorlog heen. Als  generaties die de oorlog van steeds verder horen zeggen kennen er weer aan herinnerd worden door look-a-likes. Ze horen Die Man en het herinnert hen aan wat ze in schoolboeken over een Duitse dictator hebben gelezen. Goed dat er leerkrachten geschiedenis bestaan die het wel goed begrepen hebben en juist uitleggen. En dat ze de leerplannen en schoolboeken nóóit zullen veranderen. Nooit.
Ach, misschien moet ik nu wel boos zijn op Woestijnvis. Het is allemaal de schuld van De Slimste Mens, hoor je nu. De quiz (of toch maar kwis?) heeft Die Man veel te populair gemaakt. Tja, dat heb je ook wel met mensen die veel te snel dwepen. Met BV’s of BA’s.

Weet je wat ik Die Man en de zijnen vooral kwalijk neem? Dat ze mensen constant misleiden. Een 70-jarige man die me om begrijpelijke redenen na aan het hart ligt, liet doorschemeren dat hij voor Niet Voor Antwerpen  (NVA) zou stemmen. Hij zou dat niet voor zichzelf en ook niet voor mij doen, maar voor mijn kinderen en hun kinderen. Want als we nu niet opletten, is België heel snel in handen van de Walen, de Algériens en de Polen. Dat had Die Man hem goed ingelepeld. Dat mijn gesprekspartner mijn kinderen en hun kinderen een veel groter plezier zou doen door ook aan hun gezondheidszorg, hun sociale zekerheid, hun verkeersveiligheid, hun gezonde lucht en hun open geest te denken, komt niet in hem op. En ik geef toe: mijn Cicero-vermogen is minder sterk dan dat van Die Man. Ik slaagde er niet in het hem uit te leggen.

Wannes Cappelle heeft zijn conclusies getrokken. Zijn appartement in hartje (nou ja) Antwerpen staat te koop. Hij verhuist. Omwille van veel te goed, veel te warm en veel te schoon voor een stad die nu snel ijskoud zal worden. Er staat een huis te huur in de Hoogstraat,  Wannes. Maar niks voor jou, denk ik. Ga maar naar Gent. De stad van Daniel. God, wat rust er plots een zware verantwoordelijkheid op die man zijn schouders! Daniel for president?

Ziezo, de tequst is geschreven, de trein is weer in Quortrijqu.
Iqu ga het Stationsplein op. Iqu bots op Philippe Dequoene. Hij die ongetwijfeld een soulmate, een spitsbroeder was van Patrick. Iqu volg hem naar zijn café. Hij gaat Den Bras binnen, pleisterplaats bij uitstequ van ruimdenquend straatvolqu. Philippe zal er zich goed gevoeld hebben, na  een dag in het hol van de leeuw. Maar straqus  wordt hij quind aan huis in dat hol. Ocharme.
En toch hoop iqu dat hij zorgt voor een beetje K in Q.

PS
Vond je de eerste en laatste alinea van deze tekst lastig lezen? Komt ervan. Het is de fout van de administratieve vereenvoudiging waarvoor de nieuwe burgemeester van Kortrijk in een vorig leven zorgde. Het leven waarin hij voluit ging voor zijn roeping om het leven makkelijker te maken. Vier jaar lang zou hij ook de pensioenen hervormen. Tot hij ineens een nieuwe roeping kreeg.

http://www.youtube.com/watch?v=UA78e27R_J4