Pagina's

vrijdag 31 maart 2023

Blijven schrijven, Theo!

"Vandaag zwaait oprichter Theo van Rijn na 10 jaar en 11 maanden af als uitgever van LetterRijn. Met 77 uitgegeven titels laat Theo een aanzienlijke collectie na aan zijn opvolgers, Yfke van Vuurden en Alexander Roessen. Zij zullen na 31 maart het dagelijks bestuur overnemen, waarbij Alexander aanspreekpunt en vormgever is en Yfke de redactie verzorgt. 

Theo blijft als redacteur, vormgever en medebesluitvormer bij de uitgeverij betrokken en LetterRijn blijft thrillers en spannende verhalen uitgeven in binnen- en buitenland."

Dat lees je vandaag op de Facebookpagina van uitgeverij LetterRijn. Ik maak zowat een vijfentwintigste deel uit van het uitgeversfonds van LetterRijn. Mijn misdaadromans IJs, Zand en Rots komen uit deze stal en er staat een verhaal van mij in de bundel misdaadverhalen Onder druk

Toen ik rond 2015  het script van IJs klaar had, was het even zoeken naar een passende uitgever. Ik had tot dan alleen goede contacten met uitgevers van kinder- en jeugdboeken in Vlaanderen. Een volwassenenroman was nieuw voor mij. Welke uitgever zat er op een eigenzinnig misdaadverhaal met een verrassende twist en een bijzonder gevoel voor locaties te wachten? De grote uitgevershuizen zouden het wellicht niet zijn, dus moest ik op onderzoek. En kijk, ineens botste ik op LetterRijn, een nieuwe uitgeverij uit Leidschendam bij wie ‘woorden traag stromend door oneindig laagland gaan’. Grasduinend in de titels die al waren verschenen, dacht ik dat dit wel eens mijn literaire huis kon worden. Altijd een fan van dat laagland geweest.

Ik stuurde mijn script en na het gebruikelijke wachten (LetterRijn bewees meteen dat het de knepen van het vak al helemaal doorhad) kwam ineens een berichtje. Dat we eens moesten praten.

Ons eerste gesprek vond plaats op een zaterdagnamiddag in een doods en oersaai etablissement op het stationsplein van Sint-Niklaas. Dat plein is helemaal een saaie bedoening, maar Sint-Niklaas ligt ergens halverwege tussen Wevelgem en Leidschendam. De koffie was flauw en koud, het koekje zacht en niet lekker, maar het gesprek bijzonder fijn. Ik keerde terug met een stapel boeken van de uitgeverij en een ondertekend contract voor de uitgave van mijn script dat toen nog Dent Blanche heette. En goed opgeborgen in mijn bovenkamer de woorden van Theo: ‘We willen gewoon mooie en goede boeken maken waar zowel de uitgever als de auteur trots en blij mee kunnen zijn’.

Met dank aan Bart Van Loo veranderde Dent Blanche in IJs. En na IJs kwamen Zand en Rots. Elke roman kwam prettig tot stand, werd prettig voorgesteld en prettig gelezen. Theo bleek zelf een heel stipte, nauwgezette en creatieve redacteur te zijn – al was het wel eens wennen aan het onderscheid tussen Vlaams en Nederlands (in Nederland wandelen ze bijvoorbeeld nooit, ze lopen altijd!)

‘Transparantie, samenwerking en wederzijds respect en vertrouwen zijn voor LetterRijn geen holle woorden maar vormen de basis waarop wordt gewerkt’. Dat lees je op de homepage van de uitgeverij. En ze maken die belofte helemaal waar, Theo en de zijnen.

Twee keer kwam Theo vanuit het redelijk verre noorden naar de Wevelgemse bib om een boek mee te presenteren. Hij bleek een wielerliefhebber te zijn en hij keerde elke keer tevreden hollandwaarts met een boek over Gent-Wevelgem en ruim 100 exemplaren minder van IJs of Rots

Wie Theo volgt op Facebook, weet dat hij zelf ongelooflijk geestige tekstberichtjes plaatst. Zijn observaties zijn hilarisch, zijn typeringen origineel, zijn schrijfstijl fantastisch, zijn ironische en sarcastische humor fenomenaal. Zoek en lees hem maar eens, Theo van Rijn is de naam.

Verder schrijven, Theo! En achter de schermen graag een beetje blijven helpen bij de uitgeverij, waarvoor dank.

“De meeste mensen zijn in meer of mindere mate nieuwsgierig. Ook ik ben daarin net een mens. Ik beschik daarnaast echter over een grote mate van zelfbeheersing en heb mezelf aangeleerd om een totale desinteresse te veinzen. Ik denk dat het om die reden is, dat mensen bij mij niet op hun hoede zijn en er onbedoeld alsnog van alles uitflappen.” (Theo van Rijn)

vrijdag 3 februari 2023

Een enge wereldburger

Ik las de roman Waarachtige beschrijvingen uit de permafrost van Donald Niedekker (uitg. Koppernik, 2022) en dat was een bijzonder gesmaakte leeservaring. 

Enkele jaren geleden verdiepte ik mij in de geschiedenis van de 16de eeuwse Beeldenstorm in het Westkwartier. Zo botste ik op Pieter Platevoet uit Dranouter. Hij studeerde aan de Latijnse school in Hondschote en als fervent calvinist en vurig prediker moest ook hij op de vlucht naar het veilige noorden. In Amsterdam kreeg hij als Petrus Plancius naam en faam als theoloog en cartograaf.

Hij figureerde even in mijn roman Ketters van de Kemmelberg (2017) en ik schreef een beknopte biografie over hem in de reeks VWS-cahiers (Een slimme jongen die goed kan vertellen, 2008). Het werd geen hagiografie, want mijn eindoordeel over deze 16de eeuwer was niet mals: 
Niet dus.
Ben je enkel in Petrus Plancius geïnteresseerd, dan kan je Een slimme jongen die goed kan vertellen eens opzoeken in je bibliotheek of Plancius zelf opsnorren in Ketters van de Kemmelberg. Je kan ook gewoon naar de film Nova Zembla (Reinout Oerlemans, 2011) kijken – in die film geeft Jan Decleir onze Plancius een gezicht en een stem. Je bent ook welkom op maandag 20 maart in Huyse Sorgvliet in Sint-Niklaas: daar geef ik een lezing over Petrus Plancius en zijn tijd voor de Orde van de Prince Land van Waas en Dendermonde. 
Wees gerust: hoe en wat je ook denkt, van mij ben je van harte welkom.

Plancius’ leefwereld bleef beperkt tot stukjes Vlaanderen en Nederland, maar zijn kaarten en zeevaartkundige werken openden horizonten over de hele wereld. Hij studeerde meerdere wetenschappen, sprak maar liefst zeven talen en bestudeerde alle sterren van het universum. Maar in zijn geest was geen plaats voor wie anders dacht dan hij en het calvinisme niet goedgezind was. Plancius, een enge wereldburger? 

Good old Plancius kwam ineens weer uitdrukkelijk in beeld tijdens de lectuur van Waarachtige beschrijvingen uit de permafrost. Deze bijzondere roman vertelt op een heel originele en authentieke manier over de illustere expeditie van de Noordsche Compagnie uit 1596. De derde poging om ‘om de Noord’, via het noordoosten, een zeeweg naar het wonderlijke Indië te vinden, mislukte andermaal. Het schip boorde zich vast in het ijs en de bemanning restte niets anders dan met de planken van het schip een hut te bouwen en ter plaatse te overwinteren. Zo leverde de expeditie geen rijke schatten uit het Oosten op, maar wel een onsterfelijk verhaal voor de historische canon van Nederland: de legendarische overwintering in Het Behouden Huys op Nova Zembla.

Petrus Plancius was voorwaar de grote man achter de avontuurlijke tocht, want hij overtuigde ontdekkingsreiziger Willem Barentsz ervan dat er wel degelijk een doortocht door of tussen het noordelijke ijs mogelijk was. 

Niedekker schreef een bijzondere roman. Geen rechtlijnig historisch verhaal, maar flikkerende fragmentjes die de tijdsgeest, het jonge Amsterdam, het leven van de zeevaarders, de verhalen van grootmoeder in Holland, de mysteries van vertellers uit het Noorden en het Oosten, de hunker van de ontdekkingsreiziger en de verhalen van de meereizende dichter op barokke manier tot leven brengen en dit alles doorspekt met licht filosofische beschouwingen en vederlichte taalspelletjes. 

Erg bijzonder is dat de auteur de (fictieve) dichter aan boord laat omkomen tijdens de expeditie. Hij blijft eenzaam achter in het metersdiepe ijs van het bevroren land. Tot het ijs in de 21ste eeuw smelt en blijft smelten en de man weer tot leven komt. Waar las ik eerder een verhaal over een teruggevonden lichaam nadat metersdiep gletsjerijs was gesmolten? 

En Plancius? Hij is in het boek opvallend aanwezig, als prediker op de kansel en als promotor van zijn kaarten en zeewegen naar het oosten. En voor sommigen: als verantwoordelijke voor de schromelijk mislukte expeditie. Wat mij enigszins verheugt, is dat Niedekker op pagina 36 en passant eenzelfde evaluatie van de man neerpende als ik deed in het cahier. 

Wie geen prijs betaalde was de tekenaar van de instructiekaart, Petrus Plancius. Hij stond op de kansel en preekte.  (…) Hij stond op de kansel en vervloekte ieder die er maar een tikkeltje ruimere geloofsopvatting op nahield dan hij. Dat, het categorisch in de ban doen van andersdenkenden of andersgelovigen, deden er meer in die tijd (…) Hij keek naar sterren, maakte hemelglobes en had een kolossaal gebrek aan inzicht in de eigen ondeugden. 

Ach, Petrus Plancius. Hij blijft me achtervolgen. Ondanks de bittere conclusie over de man is de bewondering nooit helemaal weg. De grootste reis die hij ooit maakte, was die van Dranouter naar Amsterdam. Het verste eiland dat hij ooit bereisde, was het Hollandse eiland Texel. Maar toch: 

Van de vele zonen die West-Vlaanderen uitzond, is Petrus Plancius wellicht één van de meest verdienstelijke. 

Je moet Waarachtige beschrijvingen uit de permafrost zeker eens lezen: ik genoot in hoge mate.

Licht passend maar hilarisch lied



zondag 8 mei 2022

De rots van Crahay

Nu we volop in de tijd van de weekends naar de Ardennen zijn en de zomerse vakantieplannen worden gefinaliseerd, krijg ik geregeld de vraag of al die locaties in Rots allemaal echt bestaan. Tuurlijk dat. Ik vertelde eerder dat IJs en Zand kunnen gelezen worden als een literaire reisroman naar de Alpen en de Wadden en dat ik nog altijd wacht op een vergoeding of minstens gulle dankwoorden vanwege de plaatselijke VVV’s. Voor Rots geldt hetzelfde: de roman is geschreven tot eer en glorie van de Ardennen. Of toch een stukje van de Ardennen dat ik bijzonder koester. Omdat het er erg mooi is, maar minstens evenveel omwille van vele jeugdherinneringen die ik aan de streek hebt.

Je raakt al in de stemming als je op de E25 tussen Luik en Aywaille over ‘de berg van Tilff’ rijdt. Een heerlijke helling als opener van de Ardennen. In de buurt kan je ook gaan rotsklimmen, maar Jan en Mats deden dat op rotsen boven de Maas en deze streek heeft nu even niet onze focus.

Neem de afrit in Aywaille en voor je het beseft kom je in Remouchamps over de statige brug over de Amblève. Links zie je Hotel Bonhomme, waar in vervlogen tijden Fernandel en Koning Albert wel eens logeerden. Je kan de wagen parkeren vlak voor het hotel en op het terras onder de bomen een Orval met water uit de Semois drinken – het kroontje op de gevel van het hotel zorgt voor een koninklijk aperitief.

Neem vervolgens de N633 in de richting van Trois-Ponts en rijd over de glooiende weg die langs de Amblève en zijn campings loopt. Na enkele kilometers zie je de robuuste brug aan de rechterkant die naar het dorpje Nonceveux leidt. Rijd over de brug naar de ‘République libre de Nonceveux’ en maak te voet of met de auto het toertje van het dorp: een wijde kring met verspreide huizen rond een weide waar de trein van Luik naar Luxemburg met de regelmaat van een klok voorbijsnelt. Als je goed kijkt, kun je het omgebouwde stationnetje van het dorp vinden. Ooit stopte hier een internationale trein. Je komt voorbij het idyllische kerkje van het dorp met een bank, de enige plaats waar je even openbaar kunt gaan zitten. Zoek in Nonceveux niet naar een terrasje.

Als je de kring van het dorp hebt gemaakt, kom je onvermijdelijk weer bij de brug: de enige weg naar de echte wereld. Even naar rechts en je komt bij een chaotische parkeerplaats met een café dat soms wel en meestal niet open is en aan de overkant een tot asielcentrum omgebouwd hotel. Voor dat hotel er stond, stond hier hotel ‘La Chaudière’: vele grote en jonge gezinnen kwamen hier destijds op vakantie. Daar hebben we elkaar in onze kindertijd misschien wel eens ontmoet.

Toch moet je je auto parkeren en je wandelschoenen aantrekken. Op deze plaats stroomt de Ninglinspo in de Amblève en op deze parking begint de iconische wandeltocht langs België’s enige bergrivier. Loop naast het huis met het ovengebouwtje, loop door de bedding van de drooggevallen Vieux Chèra, steek de boomstambrugjes over de rivier over, bewonder de vele watervalletjes met namen uit de Griekse en Romeinse mythologie – Mats kan ze in Rots allemaal uit het hoofd opsommen en benoemen. 
Als je veel tijd hebt, kun je de rivier helemaal volgen tot aan zijn bron en (als je héél veel tijd hebt) via de dorpjes Vert Buisson en Ville-au Bois langs de andere iconische bergrivier de Chefna even idyllisch weer afdalen tot aan de Amblève. We zien elkaar dan straks weer terug in Quarreux.
Je kan ook net voorbij de waterval La Chaudière het pad naar rechts volgen, de heuvelflank op tot bij de Roches Crahay. Op deze plaats met het prachtig uitzicht over de Ardense bossen komen we straks terug.

Eerst terug naar de auto nu. Rijd enkele kilometers stroomopwaarts, de Amblève rechts van je tussen de bomen. Al snel zie je aan de rechterkant de verloederde herberg ‘Au moulin du diable’. De herberg is quasi onherkenbaar, iets recenter zijn de potsierlijke muurschilderijen van wulpse meisjes die herinneren aan het tweede leven van het gebouw. In de tijd van het Ardense café zwaaide Prosper hier de plak. Jawel, Prosper, je kent hem uit Rots. Hij was zo trots op zijn auberge Ardennaise!
Parkeer je wagen, ga door het viaduct onder de spoorweg en neem het pad aan de rechterkant. Je bent zo bij de Amblève die hier vol ligt met grote kwartsblokken die destijds door de duivel zelf in de rivier werden gegooid. Restanten van een molen. Als je me niet helemaal gelooft, moet je maar eens de legende van de Moulin du Diable opsnorren (je kan ook gewoon Rots lezen, ze staat erin). Duivel of geen duivel: het is heerlijk wandelen over en langs de rotsen in de rivier bij de Fonds de Quarreux.

Je kon daarstraks op de parking ook gekozen hebben voor de andere kant van de drukke weg: een verborgen zijweg klimt snel de hoogte in tussen de bomen en de verspreide huizen op de helling. In een van de huizen zijn Sarah, Mats, Jan en Joke op vakantie. Ik heb voor mijn roman niet één huis uitgekozen: je kan er zelf één kiezen als je hier wandelt. Weet dat in lang vervlogen tijden een vakantiehuis werd beheerd door Prosper – ja, dezelfde van het café. Als je even de weg blijft volgen, kom je na een stevige klimpartij uiteindelijk in het bosdorp Quarreux. Als je een paar alinea’s hoger de wandeling van de Ninglinspo en de Chefna helemaal had gevolgd, kwamen we elkaar hier weer tegen.

We moeten verder, het hoogtepunt moet nog komen. Alhoewel: het toeristisch-commerciële hoogtepunt dan. Je rijdt weer naast de Amblève, die je tijdens je rit idyllisch en traagzaam ziet stromen tussen de bomen. Maar plots word je opgeschrikt door heel veel mensen, heel veel auto’s en stoeltjesliftstoeltjes zwevend boven de weg. Je bent in Coo gekomen: het dorp bij de waterval. Natuurlijk stap je eens uit, je gaat over de brug kijken naar het watergeweld, je kan desgewenst langs een klein pad naast de kleinste van de twee watervallen lopen, je kan in een stoeltje aan de helling gaan bengelen en je kan vooral genieten van het Plopsaland van het zuiden. Als je dat wil. Even verder kun je in het bos rond een stuwmeer wandelen. Dit deed ik zelf nog nooit: ik liet Jan en Sarah het pad voor mij verkennen. Het is er blijkbaar heel mooi en rustig.

Laat je niet afleiden door de drukte van Coo en vervolg je weg langs de Amblève. Nauwelijks drie kilometer verder, waar de rivier de Salm de Amblève vervoegt, kom je in het nietige stadje Trois-Points. Kijk in de hoogte boven het dorp: je blik zal ongetwijfeld snel op het uitnodigende terras van pension Beau Site blijven stilstaan. Het is een heerlijke plaats om de tocht langs de Amblève en doorheen Rots te beëindigen. Ze hebben er heerlijke Sangria.

Maar als je nóg veel dichter bij Rots en zijn personages wil komen, ga je nu naar de Proxy Delhaize van Trois-Ponts en je koopt er een fles lekkere Franse wijn en een stukje kaas (dat kan er één uit de abdij van Rochefort zijn, zo ver is het niet). Vervolgens keer je terug naar de parking van de Ninglinspo en je maakt de wandeling tot aan het uitzichtpunt van de Roches Crahay. Ga op een rots zitten, spring niet, maar drink van je wijn, proef van de kaas, geniet van het uitzicht, de roofvogels en de stilte. En van een goed boek. Een Rots op een rots. Rots op zijn rots.

Lezerswedstrijd

Ongetwijfeld kreeg je zin om de streek van Rots te verkennen en de rots van Rots te zoeken.
Wie me een foto bezorgt van een lezer met Rots op de Rots van Crahay (het naambordje staat op de foto) wint een boek. Rots, IJs, Zand, De oversteek, Ketters van de Kemmelberg: mij om het even.
Alleen de eerste inzender gaat lopen met het gesigneerde boek, maar alle inzendingen krijgen een mooi plaatsje op mijn weblogs en mijn socials.
De wedstrijd loopt vanaf vandaag tot het einde van mijn tijden.
(stuur naar koenbib@gmail.com)

Rots is altijd en overal te koop, zowel in gedrukte versie als als e-boek (koop het hier).
Stuur me een mail voor een gesigneerd exemplaar.

https://www.youtube.com/watch?v=S_xH7noaqTA

zaterdag 29 januari 2022

Op het podium van Lionel

Vorige donderdag was het Gedichtendag. In de bibliotheek zetten we drie gerenommeerde dichters uit eigen gemeente in de spotlights. Jeroen Messely, Mattijs Deraedt en Philip Hoorne samen op één podium: wie al eens een gedicht leest, weet dat dit een bijzonder talentvol literair trio is.

Er wordt veel geschreven en gepubliceerd in mijn gemeente. Ik zal wel naïef zijn, maar ik vermoed dat er gemeenten zijn die Wevelgem benijden. ‘Welkom in Wevelgem: zijn romanciers, zijn dichters, zijn jeugdauteurs, zijn columnisten, zijn illustratoren, zijn Bourgondiërs’. Waar is de tijd van die welkomstbordjes als je een gemeente binnenreed? Maar ik moet niet gaan dromen: het schrijversgild zou het niet gehaald hebben van de kerken en kastelen, processies en stoeten, boeren- en bloemenmarkten, koersen en coureurs.

Het werd een Kreatieve avond, donderdag in de bibliotheek. En neen, dit is geen spellingsfout. In mijn beleving en herinnering was de avond Kreatief - met foute k dus. De drie Wevelgemse dichters verenigd op een podium van de eigen bibliotheek vonden in Alain Delmotte, bevlogen dichter en erudiet poëzieliefhebber, een goede gangmaker. Alain leidde de dichters kundig in, stelde wijze vragen, gidste het publiek en liet de dichters praten en voorlezen. Alain kweet zich bijzonder voorbeeldig van zijn taak. Tijdens het gesprek verzeilden mijn gedachten evenwel naar Lionel Deflo, Wevelgems literator pur sang, die precies vijf jaar geleden overleed (31 januari 2017).

In mijn jonge studiejaren verbrak Lionel mijn overtuiging dat alle Nederlandstalige literatuur enkel uit Amsterdam of Antwerpen kwam, want toen ik me wou abonneren op het literair tijdschrift Kreatief bleek het redactieadres zich tot mijn verbazing bij mij om de hoek te bevinden. In de Groeningestraat bij Lionel Deflo, want hij wàs Kreatief. Toen zijn tijdschrift 25 jaar bestond, haalde hij 20 Vlaamse dichters naar de bibliotheek. Ik hielp toen om de stoelen klaar te zetten: we stonden allebei in dienst van de letteren. Tot het einde der literaire tijden zal Lionel Deflo herinnerd blijven als hoofdredacteur van Kreatief, uitgever bij Manteau en combattieve woordvoerder van het nieuw-realisme in de poëzie van de jaren ’70 en ’80.

Ineens was ‘Dichters van bij ons’, de poëzieavond van vorige donderdag, in mijn gedachten een hommage en ode aan Lionel Deflo, de buurman die me als jonge snaak naar de Vlamingen van Antwerpen en de Hollanders van Amsterdam leidde. In de vorige decennia was hij het die altijd op het literaire podium van de bibliotheek ging zitten en schrijvers en dichters aan de tand voelde en hen naar het publiek en de lezers bracht. Ooit was hij in eigen dorp noodgedwongen einzelgänger als het over boeken en literatuur ging. Het is fijn dat zijn podium steeds meer verscheidenheid toont, al blijft het voor mij voor altijd het podium van Lionel.

Lees ook: Een leven vol boeken 
Lees ook: Een leven in dienst van de letteren 

https://www.youtube.com/watch?v=PejL5VIQhxA



dinsdag 16 november 2021

'Rots': nieuwe misdaadroman met Sarah en Mats

Op zaterdag 13 november 2021 verscheen mijn misdaadroman Rots. Het is het derde en laatste deel van mijn drieluik IJs - Zand - Rots.

Je kan het boek krijgen via je favoriete boekhandel-om-de-hoek.
Je kan het uiteraard ook overal online bestellen. Hier bijvoorbeeld, of hier, of hier.
Uiteraard kun je het ook als e-boek lezen.

Lees meer op mijn schrijversblog 'Koen D'haene schrijft'.


zondag 17 oktober 2021

Open eindes

Vorige dinsdag werd ik tijdens een lezing in de bibliotheek van Zedelgem nog maar eens met de neus op de feiten gedrukt. Veel lezers houden niet van een verhaal met een open einde. 

Het meisje van 15 op de eerste rij had erg genoten van De Oversteek, maar was duidelijk helemaal in de war omdat op het einde van het boek niet duidelijk was of Aloïs zijn liefje, dat hij door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog noodgedwongen tijdelijk de rug had toegekeerd, zou terugvinden in New Jersey. En of ze zouden trouwen, vele kindjes zouden krijgen en nog lang en gelukkig zouden leven. Toen ze me vroeg hoe het verder liep en ik vertelde dat ik dat eigenlijk ook niet wist, zag ik groeiende ontgoocheling op haar gezicht. Ze hoopte dat de auteur haar vandaag eindelijk hoogstpersoonlijk uit haar lijden zou verlossen. Niet dus.
‘Vind je dat ik een vervolg moet schrijven?’ vroeg ik empathisch. Ze keek me nogal dreigend aan. ‘Ge móet een vervolg schrijven!’ Ik keek haar wat verbouwereerd aan. ‘ Ik zal erover nadenken,’ mompelde ik een beetje ontdaan. Ze bleef me indringend aankijken toen ze het lokaal verliet.

Het was niet de eerste keer dat mij door lezers werd duidelijk gemaakt dat die open eindes in mijn boeken zo lastig zijn. Vooral jonge lezers willen duidelijkheid. Ze nemen geen genoegen met mijn mooie verhaaltje dat ik tijdens lezingen opdis. Dat voor mij het verhaal altijd af is en dat de lezers zelf het vervolg mogen verzinnen. ‘Dat is fijn toch? Kunnen jullie allemaal zelf een deel van het verhaal schrijven.’
Ze vinden het niét fijn. Ze willen weten of Aloïs en Lore zullen trouwen (De Oversteek), wie met Jens op reis zal gaan naar Marokko (Gek van een eiland), hoe het verder liep met Silke en haar depressieve moeder (Een hoofd vol rommel) en of Walram en Jenne zullen trouwen (bis) (Ketters van de Kemmelberg).
De kans dat ik met de wensen van mijn lezers zal rekening houden, is klein. Ik doe het overigens al op een heel bijzondere manier: wie meer dan één boek van mij leest, komt personages uit een ander boek vaak opnieuw tegen – in een andere situatie en met een stevige knipoog. De vraag wie met Jens uit Valsspeler meereist naar Marokko, wordt in Gek van een eiland eenduidig beantwoord. Maar het is niet genoeg.

Natuurlijk moet je je lezers serieus nemen en hebben zij altijd gelijk, maar zelf hou ik niet van open eindes – niet als lezer, niet als schrijver. Het is heerlijk om een roman af te sluiten als het verhaal stilaan op zijn plooi is gevallen en er ruimte komt voor vrije interpretatie bij de lezers. Ik wil hen echter niet met twijfels achterlaten. En al zeker niet op een moment waarop ze zouden kunnen denken: hij weet het zelf niet meer, dus zet hij er hier snel een punt achter. Neen: alle verhaallijnen zijn netjes afgerond, een mooi vervolg kondigt zich aan en dat kunnen de lezers zelf schrijven. 

Toen ik mijn roman IJs schreef, had ik een schitterend open einde in gedachten. In de roman schoof ik puzzelstukken uit mijn studententijd en herinneringen aan de jeugdreizen in de Alpen in een origineel misdaadverhaal. Ik liet de lezer achter met een prangende vraag: Sarah (het hoofdpersonage) zal het toch niet nog eens doen (daar op het eiland)? Het leek me een heerlijke leeservaring, maar de vraag naar een vervolg kwam ook van de volwassen lezers. Zand dan maar en een vervolg op Schiermonnikoog dat me bloed, zweet en tranen heeft gekost, want het was niet de bedoeling. De verhaallijnen uit IJs bepaalden die uit Zand en ik heb wel eens gevloekt op de keuzes in IJs die het vervolg in Zand moeilijk maakten. Ik liet Sarah en Mats achter in Oostende, met het zicht op een onzekere toekomst in de badstad. Veel te onzeker, zeiden de lezers. Het was weer niet genoeg en dus schreef ik Rots, een nieuw hoogtepunt in het leven van de protagonisten en een nieuwe kans om een iconische vakantiestreek uit mijn kindertijd in herinnering te brengen.
Het was heerlijk om een derde keer de duistere verhaallijnen in elkaar te laten vloeien. Heerlijk en welletjes, want in Rots is er geen proloog meer, maar een epiloog. En een heel duidelijk einde: affer kan een verhaal niet zijn. Denk ik.

Na Rots schrijf ik, twintig jaar na datum, misschien wel een vervolg op De Oversteek. En dan stuur ik het eerste exemplaar op naar dat meisje uit Zedelgem met haar smekende ogen.

https://www.youtube.com/watch?v=b6zj43sA7GE

(c) Nadine Van Den Langenbergh

zaterdag 27 maart 2021

Ruben Van Gucht

Het is een klein ritueel geworden: de dag voor Gent-Wevelgem blader ik door het jubileumboek dat ik samen met Rik Vanwalleghem en Rudy Neve samenstelde n.a.v. 75 jaar Gent-Wevelgem in 2013. De foto’s blijven mooi, de teksten leuk en de herinneringen fantastisch.
De mislukte klucht met Ruben Van Gucht bijvoorbeeld. 

Het boek werd destijds voorgesteld in een bomvol cultuurcentrum Guldenberg. Nieuwe Sporzagod Ruben Van Gucht was zich aan het profileren en kreeg de regie en de presentatie van de voorstelling in handen. In een kort voorafgaand gesprekje zei hij me dat hij aan mij één vraag zou stellen: aan welke editie van Gent-Wevelgem behoud je de mooiste herinneringen? Eén vraag kreeg ik en liefst een kort en krachtig antwoord. De timing was strak en gestroomlijnd. Na mij kwamen de ex-winnaars. Maak plaats, Koen!

Ik keek naar Francesco Moser en Freddy Maertens op de eerste rij en ik wist meteen welke editie ik zou aanhalen: deze die werd gewonnen door Roger De Vlaeminck. Ruben Van Gucht zou het angstzweet uitbreken, Maertens en Moser zouden ontploffen. Vlaeminck won nooit Gent-Wevelgem! Maar mijn kort en krachtig antwoord op de vraag van Ruben zou vervolgens mijn theorie bevestigen dat Roger De Vlaeminck niet alleen ‘Monsieur Paris-Roubaix’ was, maar ook ‘Mijnheer Gent-Wevelgem’: hij werd maar liefst vier keer tweede, een keer derde en twee keer zesde.

Toen ik op Rubens verzoek naar het podium liep, dacht ik voorgenietend na over mijn antwoord op zijn vraag. Dit zou wat geven!

Iemand moet Ruben Van Gucht iets hebben ingefluisterd. Hem gewaarschuwd voor mijn komende kwajongensstreek. Mijn vuile valstrik voor een beginnend journalist. Mijn snijdende sneer aan het adres van Maertens en Moser. Ik zette me schrap voor de vraag van Ruben, maar mijn wereld stortte in toen hij ze gortdroog stelde: ‘Hoe hebben jullie het aangepakt om dit boek samen te stellen?’

Wat volgde, was wellicht het meest klungelige en onhandige antwoord op een vraag ooit. En wat niet meer verdween, is mijn twijfel en argwaan voor de stijl en sérieux van Ruben Van Gucht.

Lees ook:
Roger De Vlaeminck wint Gent-Wevelgem
Roger De Vlaeminck: 'Ik ben 'm en ik blijf 'm!'

https://www.youtube.com/watch?v=a_7pnO1YoAk