Pagina's

woensdag 23 september 2015

Perez de Cuellar

Bijna een kwarteeuw geleden lag al mijn hoop in de handen van secretaris-generaal Perez de Cuellar van de Verenigde Naties. Hij alleen was toen nog in staat om mijn verbittering om het nakende einde van de wereld te laten verdwijnen. De bommen van Bush lagen klaar om Irak van de wereldkaart te vegen. Maar Saddam stelde zijn scuds op scherp zodat hij tijdens zijn verzinken in het zand nog snel Israël en de rest van  de wereld mee naar de verdommenis kon helpen.
En ik? Ik bleef maar schuren en schilderen.

Er was een ultimatum. Volgens resolutie 660 van de Veiligheidsraad moest Irak zich voor 15 januari 1991 onvoorwaardelijk uit Koeweit terugtrekken. Als dat niet gebeurde, zou de internationale coalitie de oorlog tegen het ongehoorzame land inzetten. Saddam Hoessein wreef zich in de handen en streek vaderlijk door de haren van gegijzelde jongetjes in Koeweit. Nog even en de wereld zou kennismaken met zijn vreselijke massavernietigingswapens. Ali Chemicali zou zijn giftige dampen over de hele wereld laten neerstrijken. Meer dan 1 miljoen Iraakse soldaten stond klaar om de Westerse coailtie in de pan te hakken. Mosterdgas, antrax, waterstofcyanide en andere bacteriële giffen zouden de soldaten van de coalitie aan een vreselijke dood toen sterven. Eenmaal de soldaten overwonnen, hield niets nog de bloeddorstige Iraakse soldaten tegen om de hele Arabische wereld te veroveren en in één en dezelfde tijd Europa onder de voet te lopen. De Derde Wereldoorlog zou een korte oorlog zijn.

Ik volgde de berichtgeving op de voet in die winter van 1991. Ik hoopte dat de zoveelste bemiddelingspoging van Perez de Cuellar de onverbiddelijke Hoessein alsnog zou bekeren. Dat een nieuw dreigement uit Amerika Hoessein en de zijnen op andere gedachten zou brengen. Dat de vreselijke generaal Norman Schwarzkopf de Iraakse soldaten schrik zou inboezemen. Dat de Amerikaanse precisiebommen Hoessein uit zijn paleisbunker zouden slingeren. Dat de dreiging van Belgische F16’s de paniek in het Midden-Oosten zou doen inslaan. Dat Gorbatsjov het zou oplossen, de paus, Bono of Wilfried Martens. Ik hoorde hen allen vredesboodschappen en verzoeningspogingen naar voor brengen. 

Urenlang was ik in januari 1991 aan het werk om de oude slaapkamer met de charmante ingebouwde kasten om te toveren tot een vrolijke kinderkamer. Ik had ook een ultimatum. Midden april zou de baby er zijn. Ik moest voortmaken. De brander die de oude verflagen van de houten kast moest helpen verdwijnen, was mijn hoogsteigen Scud-raket. Tegen beter weten in. Ik maakte de vlam groter telkens als een nieuw extra-journaal verslag uitbracht van een zoveelste falen van een zoveelste bemiddelingspoging. De brander werd een vernietigingswapen toen op 15 januari het ultimatum verstreek. En het trilde in mijn handen toen op 17 januari de luchtaanvallen werden aangekondigd. Ik zette mijn wapen af en ging beneden naar CNN kijken. Naar Operatie Desert Storm. Werken aan een kinderkamer was ineens zo wezenloos. Intriest en dom. Ik hoopte op een mooie wereld. En dan kreeg ik dit.

Alles kwam goed toen zoals alles altijd goed komt. Zo’n zeven weken volgde ik elke avond het verloop van de oorlog terwijl ik me krampachtig verdedigde met mijn brander, mijn spatel, mijn schuurmachine en mijn schuurpapier. De angst dat mijn dochter nooit levenslicht zou zien, was groot. Maar ik gaf niet op. De kast was volkomen krasvrij en gladgestreken toen president Bush op 27 februari het staakt-het-vuren afkondigde en met lieflijke pastelkleuren geverfd toen mijn dochter die een zoon bleek te zijn werd geboren. In een wereld vol kleur, vrede en vertrouwen.
Sinds gisteren is de kamer leeg. Mijn zoon ging een paar straten verder wonen met zijn Aude. Hier zitten we nu met die vrolijke kleuren (en die posters van Avril Lavigne en Blink 182 en The Offspring en die affiches van Groezrock en Graspop en als je 't mij vraagt Chiro).
Deze bom valt minstens even hard als die op 17 januari in Bagdad.

https://www.youtube.com/watch?v=2cMPj58Vrp8