Pagina's

maandag 17 november 2014

De vijftig genaakt

In het jaar waarin ik zelf vijftig werd, wordt de Vereniging van West-Vlaamse schrijvers dat niet. Of althans, het tijdschrift van de eerbiedwaardige vereniging. Jammer maar helaas: er komt geen vijftigste jaargang voor de VWS-cahiers. De reeks zal immer jong blijven.

Al is dat in de literaire wereld wel even anders. Een literair tijdschrift dat vijftig jaar zonder tussenpozen, met quasi onveranderde redactionele richtlijn en met een bijna legendarische regelmaat bleef verschijnen, mag zich zonder blozen een grijze eminentie onder de literaire bladen noemen. Toegegeven, de cahiers zijn Dietsche Warande niet, ook niet Belfort, evenmin Dietsche Warande & Belfort en al zeker DW B niet. Net zo min als ik Hugo Bousset ben. Maar toch: vijftig jaar kan tellen, daar ben ik sinds dit jaar persoonlijk heel zeker van.
Het eerste cahier verscheen in 1966. Fernand Bonneure leidde de vierde druk van het verhaal ‘Het Turkse kromzwaard’ van Marcel Mattijs in. In de halve eeuw die volgde, kwam VWS met de regelmaat van een klok op de proppen met een biografische monografie over een West-Vlaams publicist – in een mooi evenwicht tussen de diverse disciplines jeugdliteratuur, proza, poëzie, theater en essay. Binnen enkele dagen verschijnt aflevering 283, een biografisch essay en tevens mooi eerbetoon aan West-Vlaanderens kunstpaus Willy Vandenbussche, die net een jaar geleden in Washington overleed. 

In 1999 werd ik als nobele onbekende (‘bibliotheekmens en beginnend jeugdauteur’) gekatapulteerd tot redacteur van de tijdschriftenreeks. Ik aanvaardde het redacteurschap met lichte aarzeling – ik had al zoveel te doen! – maar nam me  toch voor om het minstens vijf jaar te blijven doen. De schrijvers moeten op hun redacteur kunnen rekenen, vond ik.
Ik hield het lang niet voor bekeken na vijf jaar, want al snel liet ik me met graagte opslorpen door de cahiers. Het samenstellen van een ‘mooie jaargang’, het aftoetsen van het belang en de belangstelling van de auteur, het zoeken naar de juiste samensteller: het bleek veel leuker dan ik ooit had gedacht. De samenwerking met (bijna alle) samenstellers van de cahiers was bijzonder aangenaam en leverde fijne contacten en kennissen op. Het sleutelen aan teksten en het nalezen van proefdrukken werd een geliefkoosde bezigheid – als het een beetje kon, vulde ik er heel deugdzaam mijn zondagnamiddagen mee. Als de deadline het toeliet: want ook die leerde ik snel van heel nabij kennen.
Ik redigeerde in totaal 87 afleveringen van de cahiers en elk nummer dat op tijd en mooi afgewerkt in de bus viel, ontlokte een stil, ingehouden wauw-moment. En ze roken elke keer zo goed, die gloednieuwe boekjes!

Vanavond liet ik mijn ogen wat meewarig over de 87 witte rugjes van de cahiers die ik redigeerde glijden. Ach, bijna elk nummer heeft zijn petite histoire, bedacht ik. De brief van Veerle De Wit, mevrouw Hugo Claus (nr. 200), de bezorgde maar charmante ernst van Jozef Deleu (204), de gemarmerde tekst van Jef Ector over Peter Verhelst (211), het gesakker van Christiaan Germonpré tijdens het schrijven over de roespoëzie van Mark Dangin (210), de tekst over Karel Verleyen en hoe dankbaar hij me daar om was (220), dorpsgenoot Lionel Deflo die heel mooi schreef over zijn vriend en dichter Hedwig Verlinde (229), de vijf velletjes papier die ik kreeg van cahier-pionier Raf Seys en die ik moest uitvullen tot een volwaardig cahier over ene Dries Masure (233), de altijd weer veel te late maar desondanks bijzonder vriendelijke mails van Etienne Vermeersch (238), mijn tijdelijke held van vroeger Petrus Plancius (249), de vrije-blije en soms erg boze poëzie van de sxities die weer tot leven kwamen in de cahiers over Johan Sonneville (207), Herman J. Claeys (254) en Ludwig Alene (281), de gevreesde samenwerking met Hedwig Speliers die een heel aimabel man bleek te zijn en Willem Vermandere die voor ons zong in het stadhuis van Veurne (260), de vertwijfelde maar waardige huldiging van oude knar Roger Verkarre door youngster Fien Devos (265), de rimpelloze samenwerking met de Nederlandse literaire coryfee Cyrille Offermans die resulteerde in een mooi nummer over Luc Devoldere (273), mijn tijdelijke literaire liefdesaffaire met Katrien Vervaele (274) en het mooie wat eigenzinnige cahier over klasgenoot-dichter Philip Hoorne (282).
Ik noem voor de vuist weg maar enkele van de vele mooie cahierervaringen. Ik memoreer voor mezelf ook de vele bijzondere presentaties bij bevriende bibliothecarissen, in kunstenaarsateliers of heemkundige huizen, de redactievergaderingen ten huize Renaat Ramon en de prettige samenwerking met Jet Marchau die een mooie inkijk bood in leven en werk van collega-jeugdauteurs als Lieve Hoet, Patrick Lagrou, Brigitte Minne of Kristien Dieltiens.

Liep het dan altijd zo makkelijk? Neen hoor, er waren ook tegenvallers. Nu en dan viel een tekst tegen, andere keren werd de deadline niet gerespecteerd, soms waren er niet in te lossen verwachtingen van samensteller of auteur. En soms – heel soms – liet een samensteller me ook wel eens in de steek. Zo vind ik het ontzettend jammer dat de door mij zo gewaardeerde jeugdauteur Jan Simoen niet het cahier kreeg dat was voorzien omdat de samensteller schromelijk de voeten veegde aan steeds weer met veel goede wil vooruitgeschoven deadlines. Jan overleed begin 2013 en het cahier dat hij zo erg verdiende, haalde helaas de eregalerij van de West-Vlaamse letteren niet.
Maar dit is alleen maar jammer. Veel erger is dat er geen nieuwe cahiers meer zullen verschijnen. Nooit meer. Neen, de redactie gooide de handschoen niet zoals veel tijdschriften de afgelopen decennia dat wel deden of moesten doen. Er was absoluut geen gebrek aan kopij en – dat al zeker niet – aan auteurs. De redacteur was het niet beu – oh nee! Met tegenzin schrap ik het regeltje ‘redacteur van de VWS-cahiers’ van mijn cv. Het uitgebreide word-mapje ‘Cahiers’ verdwijnt van mijn harde schijf, de West-Vlaamse auteurs verhuizen naar de ‘cloud’. 

What happened? Ewel… de cahiers verschenen al die jaren onder auspiciën (lees: met financiële steun en warme bekommernis) van het West-Vlaamse provinciebestuur. En net met die auspiciën loopt het nu ineens verkeerd. De interne staatshervorming geeft de provincies niet langer de kans, het geld en de bevoegdheid om zich vol overgave te bekommeren om kunst en cultuur. Daar zal de Vlaamse overheid zich voortaan wel mee bezig houden.
Ik kan kort zijn nu. Bye bye West-Vlaamse scribenten. And no regrets please.

https://www.youtube.com/watch?v=lE0kivjHvDw

Lees ook:  Veel meer dan meisje van de zee
Lees ook: Een goed jaar voor schrijvers
Lees ook: Petrus Plancius