Op 31 januari 2017 (zijn verjaardag, hij werd 77 jaar) overleed de Wevelgemse letterkundige Lionel Deflo.
Voor Jaarwerk MMXVII, het jaarboek van de Vereniging van West-Vlaamse Schrijvers, memoreerde ik een literaire vader.
“Ik kijk graag naar boeken. Ik kom tot rust in mijn bibliotheek, als ik vanuit mijn zetel naar de veelkleurige ruggen zit te kijken. Ik ruik er ook graag aan. Boeken hebben een heel eigen geur. Zelfs met een blinddoek voor mijn ogen kan ik menig werk uit mijn kast identificeren. Ik heb er een echte sensuele affiniteit mee.”
(Lionel Deflo in VWS-cahier 196, februari 2000)
Ik zag Lionel Deflo voor de eerste keer in levenden lijve in het voorjaar van 1985.
In de Wevelgemse bibliotheek, waar ik toen nog niet werkte, werd zijn bundel met literaire kritieken Bij nader inzien voorgesteld. Ik zat stilletjes en onopvallend in de zaal, tussen heren (vooral) en dames (soms) die ik niet of nauwelijks kende. Maar ik was pas afgestudeerd als leraar Nederlands, had me net geabonneerd op het literair tijdschrift Kreatief en stond aan de vooravond van wat een leven vol letteren zou worden. Enkele keren zag ik Lionel van op het podium mijn kant opkijken – of stelde ik me dat alleen maar voor? Wie is die jonge snaak in het publiek, dacht hij ongetwijfeld. Aan de signeertafel keek hij verrast op toen ik mijn naam zei. “Dan ben jij die nieuwe abonnee van Kreatief,” vroeg hij zich luidop af. Enkele maanden voordien was hier ten huize Deflo wellicht een moment van verbazing aan vooraf gegaan. Het moment waarop een illustere en piepjonge dorpsgenoot zich spontaan abonneerde op zijn tijdschrift. Net diezelfde verwondering had ik zelf al eerder gevoeld. Ik wou me als kersvers leraar Nederlands abonneren op een literair tijdschrift en na zorgvuldige selectie in de leeszaal van de bibliotheek, koos ik voor het ‘literair en kunstkritisch tijdschrift Kreatief’. Groot was mijn verbazing toen ik merkte dat het secretariaat van dit culturele blad zich in de Groeningestraat in Wevelgem bevond. Even om de hoek dus en de hoofdredacteur was zowat mijn buurman.
In de Wevelgemse bibliotheek, waar ik toen nog niet werkte, werd zijn bundel met literaire kritieken Bij nader inzien voorgesteld. Ik zat stilletjes en onopvallend in de zaal, tussen heren (vooral) en dames (soms) die ik niet of nauwelijks kende. Maar ik was pas afgestudeerd als leraar Nederlands, had me net geabonneerd op het literair tijdschrift Kreatief en stond aan de vooravond van wat een leven vol letteren zou worden. Enkele keren zag ik Lionel van op het podium mijn kant opkijken – of stelde ik me dat alleen maar voor? Wie is die jonge snaak in het publiek, dacht hij ongetwijfeld. Aan de signeertafel keek hij verrast op toen ik mijn naam zei. “Dan ben jij die nieuwe abonnee van Kreatief,” vroeg hij zich luidop af. Enkele maanden voordien was hier ten huize Deflo wellicht een moment van verbazing aan vooraf gegaan. Het moment waarop een illustere en piepjonge dorpsgenoot zich spontaan abonneerde op zijn tijdschrift. Net diezelfde verwondering had ik zelf al eerder gevoeld. Ik wou me als kersvers leraar Nederlands abonneren op een literair tijdschrift en na zorgvuldige selectie in de leeszaal van de bibliotheek, koos ik voor het ‘literair en kunstkritisch tijdschrift Kreatief’. Groot was mijn verbazing toen ik merkte dat het secretariaat van dit culturele blad zich in de Groeningestraat in Wevelgem bevond. Even om de hoek dus en de hoofdredacteur was zowat mijn buurman.
Deflo’s recensiebundel Bij nader inzien gidste mij naar de poëziegeneratie van nieuw-realistische dichters als Roland Jooris, Patricia Lasoen, Stefaan van den Bremt en Herman De Coninck. Lionel Deflo was in die jaren de combattieve woordvoerder van deze stroming in de Vlaamse poëzie en zijn publicatie Nieuw-realistische poëzie in Vlaanderen uit 1972 is een belangrijk tijdsdocument voor wie de Vlaamse poëzie in de tweede helft van de twintigste eeuw bestudeert.
Naar aanleiding van de twintigste verjaardag van het tijdschrift Kreatief in 1986 nodigde hoofdredacteur Deflo een twintigtal vooraanstaande Vlaamse dichters uit voor een boeiende gespreksnamiddag in de Wevelgemse bibliotheek. Vele dichters herinneren zich nu nog levendig de drukkende warmte in de zaal, het snel lessen van de grote dorst achteraf en het lange napraten in café ‘De Drie Molentjes’ bij dichtend kroegbaas Den Dantom.
In de vijftien jaar die volgden kwam ik Lionel wel vaker tegen. Ik las zijn tijdschrift en volgde zijn carrière, die zich al snel naar de uitgeverswereld verlegde. Ik voelde gedeelde trots toen ik op een middag in 1986 op het BRT-radionieuws hoorde dat West-Vlaming Lionel Deflo, Julien Weverbergh zou opvolgen als directeur bij het prestigieuze uitgevershuis Manteau. Hij werd geselecteerd uit zowat 200 kandidaten. Lionel bleef uitgever-directeur tot in 1993. Toen zette hij een stap opzij omdat ook een uitgeverij niet langer moest worden geleid door een literator maar door een manager. Lionel was hierna nog enkele jaren docent literaire creatie aan de Stedelijke Academie voor Muziek en Woord in Ieper.
Ondertussen was ik medewerker in de Wevelgemse bibliotheek en daar was Lionel kind-aan-huis. Al kwam hij niet vaak naar de hoofdbibliotheek. Lionel was trouwe klant van het kleine filiaal op de wijk Wijnberg. Daar waren de boeken minder bevuild of beschadigd en las hij vaak als eerste (als enige?) de nieuwste romans. Lionel werd later voorzitter van de bibliotheekraad en bleef dat tot bij zijn overlijden in 2017. Overigens was Lionel rond de eeuwwisseling ook een tijdje voorzitter van de Wevelgemse culturele raad, maar zijn inzet en visie botsten met het wel eens logge administratieve functioneren van de raad.
In 1999 kruiste mijn aarzelende pad in de letteren ineens weer onverwachts dat van Lionel. De Vereniging van West-Vlaamse Schrijvers was op zoek naar een nieuwe hoofdredacteur en op een bestuursvergadering signaleerde Christiaan Germonpré mijn naam voor deze functie. Ik aanvaardde de opdracht en tijdens mijn eerste kennismaking met de raad van bestuur bleek ook Lionel bij de wijze heren (en één even wijze vrouw) van de West-Vlaamse letteren te horen. Het toeval wilde dat mijn eerste opdracht als redacteur de afwerking van een auteursmonografie over Lionel Deflo zou zijn. VWS-cahier 196 verscheen onder de titel ‘Leven in dienst van de letteren’ en werd geschreven door Lionels goede literaire vriend Willy Spillebeen. Bij de redactionele afwerking van het cahier vielen me het oog voor detail en het bijzondere taalgevoel van Lionel op.
In de jaren die volgden reisden we vaak samen naar de bestuursvergaderingen van VWS in Brugge: de Kortrijkse dichters Christiaan Germonpré en Alain Delmotte en Lionel en ik. We waren de Kortrijkse connectie in het Brugse VWS-bastion. In de wagen hadden we het over het literaire reilen en zeilen van de dag. Lionel vertelde tijdens die onderhoudende gesprekken boeiende verhalen uit de binnenkamers van de literatuur. Vooral herinneringen aan zijn vriendschap met Willy Spillebeen, Clem Schouwenaars en Hedwig Verlinde leverden fijne anekdotes en spitante verhalen op. Maar hij vertelde even graag over zijn broer Gilbert, regisseur in grote operahuizen all over the world, de muzikale verdiensten van zijn dochter Elly en het onovertroffen antiquariaat ‘Het Ivoren Aapje’ van zijn zoon Frederik in hartje Brussel.
Tijdens de bestuursvergaderingen drong Lionel er telkenmale op aan om niet alleen in Brugge te vergaderen, vermits vier bestuursleden uit het zuiden van de provincie kwamen. Hierdoor werd in de beginjaren 2000 de jaarlijkse algemene vergadering niet op het vertrouwde adres in Brugge, maar in de Wevelgemse bibliotheek georganiseerd. Het zorgde voor licht tandengeknars bij de Brugse delegatie, vooral die ene keer toen Lionel zich zelf liet verontschuldigen op de vergadering.
In 2004 moest Lionel Deflo zijn geesteskind Kreatief loslaten. Verschrompelende subsidies vanwege het Vlaams Fonds voor de Letteren en tanende belangstelling bij het lezerspubliek noopten hem ertoe het tijdschrift te sluiten. Het laatste nummer met als titel ‘The end’ werd een collector’s item. Veel bevriende auteurs schreven een mooie ‘krans ten afscheid’ van het tijdschrift en de waardering en dankbaarheid voor Lionel waren erg groot.
Lionel kreeg wat meer tijd voor de West-Vlaamse schrijversvereniging. Hij was medeauteur van het Lexicon van West-Vlaamse schrijvers (6 delen, 2008-2013) en schreef auteursmonografieën over Johny Van Tegenbos en over zijn goede vriend Hedwig Verlinde. Het plotse overlijden van zijn Moorseelse levenslange compagnon in 2009 trof hem zeer. Zijn ontroerende en gevatte inleiding bij de opening van de tentoonstelling over Verlinde in de Wevelgemse bibliotheek eindigde met stokkende woorden en onhoudbare tranen.
Lionel was trouw op post toen boeken van Wevelgemse auteurs werden voorgesteld. Ik herinner me zijn waardering voor mijn jeugdroman De oversteek – Lionel was erg geboeid door de oorlogsliteratuur. “Ik heb het heel graag gelezen,” zei hij me. “Maar wat het hoofdpersonage Aloïs op het einde van het verhaal doet, kan niet echt zijn gebeurd. Je kon niet zomaar met een auto het Etappengebied binnenrijden, hoor…” zei hij streng. Ik moest even slikken. Hoe lang had ik zelf niet getwijfeld of ik die historische fout in mijn verhaal kon schrijven. Maar ach, welke lezer zou dit ooit opmerken, dacht ik.
In het VWS-cahier over Lionel Deflo schreef Willy Spillebeen: “Na hernieuwde lectuur van de verhalen die opgenomen zijn in verzamelbundels (…) blijf ik het jammer vinden dat we van Lionel Deflo niet ‘wat meer’ hebben mogen lezen. Zijn verhalen, waarvan sommige ruim dertig jaar oud zijn, blijven goed geschreven en opgebouwd en ze zijn nog steeds heel leesbaar. Men kan ernaar gissen waarom Lionel Deflo, die een vindingrijk, enthousiast, boeiend en kleurrijk verteller is, zo weinig creatief werk heeft geschreven.” Alleen in zijn vroege schrijversjaren waagde Lionel zich aan scheppend proza. De verhalen verschenen in tijdschriften en verzamelbundels en in 1979 kreeg hij o.m. een premie in de prijs voor het kortverhaal van de provincie West-Vlaanderen. In 2012 bundelde hij een twaalftal kortverhalen uit die vroege jaren in de bundel Eerste sergeant-majoor Clausewitz.
Het werd het laatste literaire wapenfeit van Lionel. De roman over de Geuzentijd en het artikel over de Claus-biografie van Georges Wildemeersch die hij in gedachten had, zijn er niet meer gekomen. In 2017, op zijn verjaardag, verloor hij de strijd tegen kanker. Plots kwam een einde aan een boeiend leven in dienst van de literatuur.
Lionel heeft voor altijd zijn plaats in de galerij der Vlaamse letteren en zal vooral herinnerd worden als hoofdredacteur van het tijdschrift Kreatief, als uitgever bij Manteau en als woordvoerder van de nieuw-realistische dichters in de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw.
https://www.youtube.com/watch?v=99RaijSzBvY
https://www.youtube.com/watch?v=99RaijSzBvY