Hedwig,
We hebben elkaar nauwelijks gesproken en
je hebt het mij dus nooit verteld. Hoe de mensen in Moorsele over je dachten,
over je spraken. Of ze je onbegrijpend of bewonderend nakeken. Of ze je kenden
of negeerden. Was je de schoonzoon van de burgemeester? Werkte je in een glasbedrijf?
Was je de vader van Kaïn, Soetkin en Han? Speelde je een beetje raar toneel?
Was je de echtgenoot van Treeske? Of was je de dichter – en ik hou mijn lippen
stijf op elkaar om er het woord charlatan niet aan toe te voegen.
Ik heb het voordeel dat ik je in de omgekeerde
volgorde leerde kennen. Eerst de dichter, dan de man. Toen ik leraar Nederlands
werd, volgde een periode waarin ik veel poëzie las en in die grote stroom van
verzen vielen jouw gedichten mij op. Ik had er toen geen flauw idee van dat jij
in dezelfde gemeente woonde als ik - nou ja, buurgemeente dan toch. Veel van je
gedichten las ik vaak opnieuw. ‘Bij een foto van oma’ bijvoorbeeld vond ik een
bijzonder mooi gedicht, ik hield ook erg van mijn oma. Of ‘Rendez-vous’: dat gebruikte
ik zelfs als kerngedicht in een lessenreeks rond communicatie. ‘Bij de geboorte
van Soetkin’ is een pareltje, ik kende het toen uit het hoofd. Ik vond het fascinerend
hoe je de geboorte van je dochter tegen de horizon van het universum hield. Ik
zal maar toegeven: in mijn jeugdig enthousiasme dacht ik wel eens: zo moeilijk
is dat toch niet, negen simpele regeltjes. Ondertussen ben ik vijfendertig jaar
ouder en nauwelijks een regel opgeschoten.
“Dat is van mijn vader,” zei Han toen ik
in het Sint-Pauluscollege van Moorsele met ‘Rendez-vous’ op de proppen kwam. “En
Soetkin is mijn zus”. Ze zat enkele banken achter hem in de klas. Ik was helemaal
van mijn melk. In een flits wist ik: Hedwig Verlinde is naast dichter ook een
man en een vader. De panoramische uitkijk en de macrokosmos uit zijn gedichten zijn
niets meer dan het zicht door zijn raam over de akkers en het vliegveld van
Moorsele. Sinds dat moment kijk ik anders naar dichters, naar schrijvers en naar
charlatans.
Hedwig,
Ik weet niet hoe mensen in Moorsele zich
jou nu herinneren. Dichters en schrijvers leven na hun dood verder in de boeken
die ze hebben geschreven, zegt men. Wat mij betreft kun je gerust zijn: al jouw
bundels staan in mijn boekenkast. Sommige heb je voor mij gesigneerd en ik ben er
heel blij om. En soms, vaker dan je vermoedt, lees ik dit zacht gedicht van jou
opnieuw. Kijk, ook nu weer. Rust jij ondertussen voor altijd heel zacht,
Hedwig.
Nooit.
Nooit rafelen wolken zachter
op
de vensters uiteen, noch buigt
de
wind het gras
alsof
hij erin wegduikt, ver, ver
weg
met mijn gevoelens.
Niets.
Niets aan gewicht reik ik
dan
wat verdicht is
en
verder niet gezegd kan zijn.
Nooit.
Nooit
tussen
de melkfles en het blik tonijn
rolden
mijn handen blanker, leger
uit
hun polsgewricht.
Niets.
Niets zeggen de jouwe
maar
ze gaan er in liggen, zachter en warmer
dan
ik ooit in jou
en
zachter
dan
zacht ooit gezegd kan zijn.
‘Zacht gedicht’ komt uit de bundel De sprong van de eland (1974) van Hedwig Verlinde